Page 91 - Demo
P. 91


                                    schoolvisie en schoolcultuur als professionele leergemeenschap894vrijeschool omschreven gedeelde waarden en opvattingen, onderling vertrouwen en intensieve, schoolbrede samenwerking, terwijl ervaren docenten op de reguliere school uiteenlopende onderwijsopvattingen percipieerden en liever individueel werkten dan gezamenlijk en gericht op de visie van de school. Deze kleinschalige studie roept de vraag op of dit verschil ook op grotere schaal wordt gevonden bij vergelijkbare scholen: is een uitgesproken schoolvisie de sleutel tot een schoolcultuur als professionele leergemeenschap, waarin leerlingen en docenten zich goed kunnen ontwikkelen? En geldt dat voor docenten uit alle loopbaanfasen? 4.3 Theoretisch kader4.3.1 Schoolvisie en de vrijheid van onderwijsScholen beschrijven in hun missie- en visiestatement waarom ze hun onderwijs op een bepaalde manier hebben ingericht. Het statement beantwoordt de vraag waartoe de school bestaat en geeft ouders, leerlingen en docenten een beeld van hoe de ideale school er uitziet en welke doelen de school nastreeft (DuFour & Eaker, 1998, p. 62; Gurley et al., 2015). In Nederland is wettelijk vastgelegd dat ouders het recht hebben om hun kinderen te laten onderwijzen in lijn met hun eigen opvattingen; ook docenten kunnen hier – in tegenstelling tot sommige andere landen - een school kiezen met een visie die aansluit bij hun eigen overtuigingen. Deze ‘vrijheid van richting’ is vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. Na het aannemen van het wetsartikel in 1917 werden aanvankelijk twee richtingen onderscheiden: openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs, dat destijds scholen met een protestants-christelijke en katholieke grondslag betrof. Tot het bijzonder onderwijs worden tegenwoordig naast de christelijke scholen (evangelisch, gereformeerd, protestants-christelijk, reformatorisch en rooms-katholiek) ook scholen met een antroposofische, islamitische of joodsorthodoxe richting gerekend (Onderwijsraad, 2019). Naast vrijheid van richting geldt in Nederland ook ‘vrijheid van inrichting’. Scholen mogen, binnen de wettelijke kaders, zelf beslissen over de inrichting van de organisatie en de pedagogisch-didactische aanpak. De vrijheid van inrichting bood in de eerste helft van de twintigste eeuw de mogelijkheid tot het stichten van scholen met een specifiek pedagogisch-didactisch concept, zoals montessori-, dalton- en jenaplanscholen en recent bijvoorbeeld agorascholen, democratische scholen en scholen voor gepersonaliseerd onderwijs. Een bijzondere groep wordt gevormd door vrijescholen, die zowel de vrijheid van Ester Moraal.indd 89 22-09-2023 16:12
                                
   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95