Page 62 - Demo

Hoofdstuk 260docenten op de reguliere school meer uiteenliepen, waardoor het van belang was om ook meer docenten te interviewen. Achteraf gezien was bij deze studies mogelijk beter geweest om de dataverzameling en de data-analyse iteratief plaats te laten vinden tot het moment waarop in de interviewdata geen nieuwe informatie meer naar voren zou komen. Dat had waarschijnlijk nog steeds geleid tot groepen van verschillende grootte, maar of het verschil zo groot was geweest als in de uitgevoerde studies, is moeilijk te zeggen.Een praktische implicatie van deze verkennende studie is dat het op grond van de resultaten niet zinvol lijkt dat schoolleiders zelf een visie formuleren en implementeren, zonder de opvattingen van docenten te kennen en daarin mee te nemen. Het ontwikkelen en laten leven van een gedeelde visie, zoals dat op de vrijeschool gebeurt, is veelal een zaak van meerdere jaren (Bryk & Schneider, 2002, Wells & Feun, 2007). Een door de schoolleiding geformuleerde schoolvisie waarin opvattingen van docenten niet zijn meegenomen, zal waarschijnlijk niet leiden tot een gedeelde schoolvisie bij (ervaren) docenten en daarmee ook niet tot een schoolcultuur met kenmerken van een professionele leergemeenschap waarin zij zich kunnen blijven ontwikkelen. Het lijkt voor de langere termijn van belang om samen met docenten onderwijsopvattingen te expliciteren en op basis van die opvattingen te zoeken naar een gemeenschappelijke basis voor een uitgesproken pedagogisch-didactische visie. Op kortere termijn kan het voor scholen met een weinig uitgesproken schoolvisie wenselijk zijn om te zoeken naar wat ervaren docenten verbindt, namelijk affiniteit met leerlingen en lesgeven, en dat te expliciteren en als uitgangspunt te nemen voor het organiseren van praktische en gezamenlijke professionaliseringsactiviteiten waarmee ook ervaren docenten hun lesgedrag kunnen blijven ontwikkelen.Ester Moraal.indd 60 22-09-2023 16:12