Page 22 - Demo
P. 22
Hoofdstuk 120betekende dit voor vrijescholen bijvoorbeeld dat hun leerlingen vanaf dat moment moesten gaan deelnemen aan de centrale eindexamens, wat zij daarvoor niet deden. Als vrijescholen op deze manier niet tegemoet zouden komen aan de kwaliteitseisen van de overheid, zouden zij niet langer door de overheid gefinancierd worden. De tendens is dat het toezicht op kwaliteit door de overheid de afgelopen jaren strenger is geworden (Scheerens, 2016). Dit levert een spanning op met de autonomie van scholen (Onderwijsraad, 2019). In recente discussies over deze spanning tussen overheidszorg enerzijds en vrijheid van scholen anderzijds ligt de nadruk op de naleving van de onderwijswetgeving en op ordelijke bedrijfsvoering door scholen, maar vooral op de mate waarin de overheid moet toezien op kwaliteit. De kwaliteitsopvattingen van de overheid overlappen niet noodzakelijkerwijs met die van scholen en gaan hier soms zelfs tegenin. Hoe meer de overheid invult wat zij verstaat onder ‘kwaliteit’, hoe beperkter de ruimte is om op schoolniveau ‘kwaliteit’ in te vullen volgens de visie van de school. Deze spanning tussen overheidszorg enerzijds en vrijheid van scholen anderzijds is recent goed zichtbaar geworden in de discussie over de invulling van burgerschapsonderwijs (Onderwijsraad, 2021). De aanleiding hiervoor werd gevormd door een aantal incidenten op reformatorische scholen en islamitische scholen. De Onderwijsraad adviseerde naar aanleiding van de incidenten om de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat meer centraal te stellen (Onderwijsraad, 2021). Scholen moeten aandacht besteden aan democratisch burgerschap en de democratische rechtsstaat moet het normatieve kader vormen waarbinnen leerlingen leren hoe zij kunnen functioneren in een open en vrije samenleving. Nog steeds hebben scholen de ruimte om op basis van hun visie ook eigen overtuigingen en opvattingen tot uitdrukking te brengen in het onderwijs, maar zij mogen daarbij niet buiten het normatieve kader van de democratische rechtsstaat gaan (Onderwijsraad 2021). Scholen mogen dus van elkaar verschillen maar wel binnen bepaalde kaders. Wetenschappelijk onderzoek waarin Nederlandse scholen op basis van hun schoolvisie worden vergeleken is schaars. Dijkstra (2012) vergeleek gereformeerde scholen met reguliere scholen (regulier in de betekenis van het niet hebben van een onderwijsvisie gebaseerd op een specifieke levensbeschouwing en/of pedagogischdidactische principes), Sins en Van der Zee (2015) maakten een vergelijking tussen daltonscholen en reguliere scholen en Steenbergen (2009) vergeleek vrijescholen met reguliere scholen. Zij richtten zich op prestaties van leerlingen op het gebied van rekenen en/of taal, op taakmotivatie en op plezier in leren. Studies naar wat de vrijheid van onderwijs betekent voor het werk van docenten, bijvoorbeeld voor hun Ester Moraal.indd 20 22-09-2023 16:12