Page 262 - Demo
P. 262


                                    Appendices260mensen in het autismespectrum ook minder nauwkeurig in het beoordelen van sommige emotionele uitingen vergeleken met de controlegroep. Bovendien bootsten ze blije uitdrukkingen minder na, hadden ze minder vertrouwen in het labelen van alle uitdrukkingen en ervoeren ze sommige uitdrukkingen als minder intens vergeleken met de controlegroep. Toen ik inzoomde op het verband tussen lichamelijke reacties en interpretatie, vond ik ook enige steun voor de verschillen tussen mensen op het autismespectrum en mensen uit de controlegroep. Een sterkere weerspiegeling van woede-uitingen hield namelijk minder sterk verband met de perceptie ervan als intenser bij mensen in het autismespectrum, vergeleken met controlepersonen. Net als bij mensen met hogere niveaus van autistische kenmerken, is lichamelijke feedback mogelijk niet zo sterk ge%u00efntegreerd in de interpretatie van emotionele uitingen bij autisme. Dit kan opnieuw worden veroorzaakt door moeilijkheden bij de interoceptie. Mensen met sociale angst waren daarentegen zeer vergelijkbaar met controlepersonen in hun reactie op en interpretatie van emotionele gezichtsuitdrukkingen. Ze verschilden alleen van de controlegroep in termen van een sterker verband tussen de zweetreactie bij het zien van verdrietige uitdrukkingen en de waargenomen intensiteit van die uitdrukkingen. Omdat verdrietige uitdrukkingen nogal moeilijk te identificeren zijn, kunnen mensen met sociale angst onzekerder zijn en sterker afhankelijk zijn van lichamelijke feedback wanneer ze met zulke uitdrukkingen geconfronteerd worden. Dit soort suggesties zijn een waardevolle inspiratiebron voor toekomstig onderzoek.In mijn laatste hoofdstuk, hoofdstuk 7, reflecteer ik op de observaties en inzichten die mijn PhD-traject hebben opgeleverd. Ik ben van mening dat mijn gecombineerde bevindingen benadrukken dat lichamelijke reacties en hun integratie in het begrijpen van de emoties van anderen niet mogen worden verwaarloosd bij het onderzoeken van sociale interactiemoeilijkheden bij autisme. Ze wijzen verder op interoceptie als een proces dat zou kunnen helpen begrijpen hoe en waar de integratie verzwakt zou kunnen worden. Hier moet rekening worden gehouden met verschillen in subprocessen, bijvoorbeeld de nauwkeurige sensatie van %u00e9%u00e9n bepaalde lichaamsreactie versus de integratie van meerdere reacties. Bovendien zijn observaties mogelijk niet voldoende. We moeten ook op een gecontroleerde manier reacties genereren (d.w.z. vergelijkbaar voor alle mensen) en meten hoe deze worden gevoeld en hoe deze zich verhouden tot het interpreteren van de emoties van anderen om daadwerkelijk verschillen in 
                                
   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266