Page 261 - Demo
P. 261


                                    Samenvatting259Alaboratorium, waarbij ik gezichtsmimicry en interoceptiemetingen kon verkrijgen. Hoewel ik opnieuw opmerkte dat mensen met hogere versus lagere niveaus van autistische kenmerken sommige gezichtsuitdrukkingen minder nauwkeurig herkenden, speelden noch interoceptie, noch gezichtsmimicry hier een rol. Deze tegenstrijdigheid met hoofdstuk 4 en mijn aanvankelijke verwachting kan worden verklaard door verschillen in de manier waarop deelnemers de taak benaderden. Ze wisten van tevoren al dat ze emoties zouden moeten herkennen, en hebben misschien specifiek naar hints gezocht bij het bekijken van de uitdrukkingen. Echter waren bij mensen met hogere versus lagere niveaus van autistische kenmerken veranderingen in de eigen expressie minder sterk geassocieerd met hoe intens zij de bekeken expressie waarnamen. Hoewel er sprake is van een ander aspect dan in hoofdstuk 5, kan lichamelijke feedback dus minder ge%u00efntegreerd zijn in de interpretatie van de uitdrukkingen van anderen bij mensen met hogere niveaus van autistische kenmerken. Ook het idee dat interoceptie in deze context relevant kan zijn, werd gesteund. Mensen met een hogere versus lagere zelfgerapporteerde nauwkeurigheid bij het waarnemen van interne signalen rapporteerden namelijk een hogere intensiteit van de bekeken uitdrukkingen wanneer er grotere veranderingen in hun eigen uitdrukkingen waren. Het beter kunnen waarnemen van interne signalen kan de integratie van lichamelijke feedback bij het begrijpen van de emoties van anderen vergemakkelijken.In de laatste studie die in Hoofdstuk 6 in dit proefschrift is opgenomen, heb ik mijn onderzoek uiteindelijk uitgebreid naar mensen op het autismespectrum en mensen met een diagnose van sociale angst. Op deze manier kon ik testen of de verschillen die ik tot dan toe had waargenomen op vergelijkbare wijze tot uiting komen bij mensen bij wie de diagnose werd gesteld vanwege moeilijkheden in het dagelijks leven. Daarom volgde ik een vergelijkbare aanpak als in mijn eerdere onderzoeken voor het meten van lichamelijke reacties (gezichtsmimicry en zweetreacties) en de interpretatie (herkenning, vertrouwen in herkenning en waargenomen intensiteit) van spontane, op video opgenomen gezichtsuitdrukkingen (woede, blijdschap, angst, verdriet en neutraal). Uit zelfrapportage over interoceptie bleek dat, vergeleken met mensen zonder enige klinische diagnose (controlegroep), zowel mensen op het autismespectrum als mensen met sociale angst sterker op interne signalen letten. Tegelijkertijd meldden ze allebei dat ze minder nauwkeurig zijn in het waarnemen van deze signalen. In lijn met mijn eerdere bevindingen en de bredere literatuur waren 
                                
   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265