Page 146 - kennis en praktijk in de gehandicaptenzorg
P. 146
‘Als de één die kant op wil en de ander zegt ik wil die kant op. Dat maakt het ook nog eens extra moeilijk. Je krijgt dan ook wel wrijving. Dat je gesprekken hebt. Dat je ook zelf in een negatieve spiraal komt.’
‘Mensen ervaren iets heel snel als kritiek.’
Onderhuids ontstaan op die manier irritaties en frustraties waarover medewerkers niet makkelijk met elkaar praten. Dat geldt zowel voor mensen met als zonder beden- kingen bij de nieuwe methode. Een aantal deelnemers ergert zich aan collega’s die zich verzetten tegen de nieuwe werkwijze, terwijl anderen juist vinden dat hun bezwaren tegen Mijn Netwerk niet serieus genomen worden.
‘Kijk weerstand, dat vreet ook wel energie. Dat het lastig is voor juist die mensen die wel door willen en zo’n voortrekkersrol hebben.’
‘Het lijkt wel alsof deze mensen (= de mensen die voor de nieuwe werkwijze zijn) sowieso al meer worden gewaardeerd. Dat dat bijna de norm is. En mensen die de hakken in het zand zetten, dat dat bij die mensen ligt. Terwijl ik denk dat je heel veel kan doen om mensen niet de hakken in het zand te laten zetten.’
Afstemming
In het vorige hoofdstuk heb ik beschreven hoe volgens Stacey (2001) mensen hun af- zonderlijke gedachten ordenen en verbinden in thema’s om de ontwikkeling van hun denken een zekere logica te geven. Die thema’s worden beïnvloed door mensen om ons heen, waarbij ook macht een rol speelt. De ene persoon kan daardoor een grotere stem- pel drukken op het bepalen van thema’s in een groep, dan de andere. Daarnaast geeft Stacey aan dat behalve macht ook angst een rol kan spelen in de ontwikkeling van thema’s. Een voorbeeld daarvan is de vrees om uitgesloten te worden, waardoor men- sen het lastig vinden om afwijkende meningen naar voren te brengen.
Bij het nadenken over de rol van collega’s besefte ik dat ik zelf ook een collega van de deelne- mers ben en zij van mij. Ik vroeg me daarbij af of het vermijden van wrijving ook tussen ons gespeeld kan hebben. Zoals ik hiervoor al heb beschreven bespeurde ik bij mijzelf wel de nei- ging om mensen niet te beoordelen en was kritiek van anderen op de deelnemers voor mij juist een stimulans om te onderzoeken wat er achter hun mening en houding schuilging. Als verklaring heb ik aangegeven dat ik dat deed omdat ik me geroepen voelde als initiatiefnemer van dit onderzoek voor hen in de bres te springen. Maar zou dit ook niet te maken kunnen hebben met schroom om de confrontatie aan te gaan? Aan de andere kant voelde ik me niet gehinderd door een angst om uitgesloten te worden. Anders dan bij collega’s in een team, onderhoud ik voldoende andere verbindingen om in mijn werk niet van de relatie met deze deelnemers afhankelijk te zijn. Evenmin had ik het gevoel dat ik mijn gedachten liet leiden door de ideeën en opvattingen van de deelnemers.
Gedrag dat erop gericht is om wrijving te ontlopen, en gedrag om van een ander te kunnen leren, liggen dus blijkbaar dicht bij elkaar, terwijl de motieven verschillend zijn. Bovendien hebben ze een verschillende impact op mensen. In het ene geval ont- staan irritaties en frustraties omdat mensen hun mening voor zich houden en zich niet gehoord voelen. In het andere geval ontwikkelen mensen hun kennis met een kleine k doordat anderen hen aan het denken zetten. Zoals ik in het vorige hoofdstuk heb aangegeven, maakt het volgens Stacey (2001) daarbij uit hoe afhankelijk je je acht
148