Page 147 - kennis en praktijk in de gehandicaptenzorg
P. 147

van de relatie met een ander. Volgens hem zijn mensen beter in staat om bestaande betekenissen los te laten als zij zich ervan bewust zijn dat zich altijd ontwikkelingen kunnen voordoen waardoor een relatie verandert, zij accepteren dat je daar geen vat op hebt en zij erop vertrouwen dat, als een relatie onder druk komt te staan, ze wel mogelijkheden zullen vinden om daarmee om te kunnen gaan. Mensen die dat niet doen, gaan wrijving uit de weg uit vrees een relatie op het spel te zetten, of trachten de relatie naar hun hand te zetten door bijvoorbeeld de ander hun mening op te leggen of te veroordelen. In beide gevallen houden ze vast aan hun bestaande betekenissen en ontwikkelen geen nieuwe manieren om met bijvoorbeeld veranderingen om te gaan. De neiging om wrijving met collega’s te voorkomen, kwam met name aan de orde in de individuele gesprekken die ik met de deelnemers heb gevoerd. Ik heb dit op basis van deze gesprekken aan de orde gesteld in de laatste bijeenkomsten, waarin mensen aangaven dit te herkennen. Mijn indruk is dat in deze deelstudie de deelnemers net als in mijn geval elkaar vooral aan het denken hebben gezet in plaats van dat ze hun mening voor zich hielden om niet uit de toon te vallen. Daarbij zal mogelijk hebben meegespeeld dat de deelnemers uit verschillende teams afkomstig zijn, waardoor ze in hun werk niet afhankelijk van elkaar zijn.
6.2.4 Organisatie
De organisatie wordt door de deelnemers met name geassocieerd met besluiten die van bovenaf worden genomen. In de gesprekken komen verschillende verwachtingen naar voren, die de deelnemers van de organisatie hebben. Zo verlangen ze van de or- ganisatie dat deze duidelijkheid verschaft over de werkwijze, zorgt voor eenduidigheid onder medewerkers en de verantwoordelijkheid neemt om cliënten uit te leggen wat de consequenties zijn van de nieuwe werkwijze.
‘Inmiddels zijn dingen dan opeens weer veranderd. Je bent doorlopend aan het bijstellen.’
‘Dat de een nog in het oude hangt, de ander half vernieuwend bezig is en de derde in zijn
weerstand hangt. Dat kun je niet een jaar lang hebben. Dan word je allemaal een soort zelf- 6 sturende medewerker, die denkt: “Ik doe het op mijn eigen manier.”’
‘Dan vroegen we steeds aan het management: “Is het gecommuniceerd?” “Nee.” Wiens ver- antwoording is het dan? Ik voel me daarvoor niet verantwoordelijk. Ik heb Mijn Netwerk niet bedacht. Ik vind het wel positief, maar zo gaat het niet zorgvuldig genoeg.’
Daarnaast verwachten ze dat de organisatie de belangen behartigt richting bijvoor- beeld gemeenten.
‘We moeten bij de gemeente komen. Wij hoeven niet aan te bellen van: “Hallo, ik ben coördi- nerend begeleider. Ik kom op de gemeente bij jullie gesprekken zitten.’
‘Ik snap het wel. Daar zit een ander belang. Er moet met gemeentes worden gepraat. Dat geld moet binnen.’
Daarbij willen ze wel een uitleg over de reden van de verandering en invloed op de uitwerking van de nieuwe werkwijze.
149























































































   145   146   147   148   149