Page 186 - Demo
P. 186
appendix184De grondlegster van het montessorionderwijs, Maria Montessori (1870-1952) ging ervan uit dat ieder kind de behoefte heeft om zich te ontwikkelen en dat het de taak is van docenten om ieder kind te helpen om aangeboren talenten zo goed mogelijk te ontplooien. De kern van montessorionderwijs wordt vaak daarom vaak omschreven als \gebaseerd op de ideeën van de Amerikaanse Helen Parkhurst (1886-1973), heeft drie pijlers: 'vrijheid in gebondenheid', hetgeen impliceert dat leerlingen moeten leren dat zij verantwoordelijk zijn voor hun eigen keuzes en dat zij hierover verantwoording kunnen afleggen aan de docent, 'zelfstandigheid' en 'samenwerking' (Wenke & Röhner, 1999). Het jenaplanonderwijs, dat in 1924 door de Duitser Peter Petersen (1884-1952) werd geïntroduceerd, gaat ervan uit dat ieder kind unieke talenten en een unieke leerstijl heeft. Kinderen hebben voor het ontwikkelen van hun identiteit persoonlijke relaties nodig en moeten leren om de verschillen tussen mensen te respecteren en te waarderen. In het jenaplanonderwijs wisselen groepswerk en individueel werk elkaar af en kinderen leren al jong om te plannen met dag- en weekschema’s (Kirchert, 2009). Hoewel montessori-, dalton- en jenaplanscholen verschillende accenten leggen, kunnen we voor de traditionele vernieuwingsscholen in algemene zin stellen dat het hun missie is om de mogelijkheden van iedere individuele leerling zo goed mogelijk te benutten om hen voor te bereiden op het functioneren in de samenleving. In de ideale school werken leerlingen op eigen niveau en in eigen tempo. Ze leren om zelfstandig te werken en om samen te werken, en deze beweging neemt daarmee expliciet afstand van klassikaal, frontaal onderwijs. Scholen met een uitgesproken levensbeschouwelijke visieOp grond van de vrijheid van richting kennen we bijzondere scholen. Niet alle bijzondere scholen hebben een uitgesproken levensbeschouwelijke visie. Met name op katholieke, en ook op een deel van de protestants-christelijke scholen is de schoolvisie eerder impliciet en is in de dagelijkse onderwijspraktijk weinig te merken van de levensbeschouwelijke overtuiging. Dat geldt niet voor gereformeerde scholen, die zich expliciet tot doel hebben gesteld om leerlingen als christen tot bloei laten komen en waar de Bijbel en God een centrale plaats hebben in het onderwijs. Er zijn in Nederland achttien gereformeerde scholen voor voortgezet onderwijs (Scholenkeuze.nl, z.d.). Deze scholen vermelden op de openingspagina van hun website bijvoorbeeld dat “de Bijbel en het geloof centraal staan.” Van docenten op deze scholen wordt verwacht dat zij lid zijn van een geloofsgemeenschap en dat zij de identiteit van de school onderschrijven, ook letterlijk: sommige scholen vragen docenten bij Ester Moraal.indd 184 22-09-2023 16:13