Page 71 - POLITIEK OF MANAGEMENT?
P. 71
VIER PERSPECTIEVEN OP OPENBAAR BESTUUR
beleidsvrijheid van de uitvoerders. De ‘discretionaire ruimte’ kan verschillen per regeling (Van Montfort & Marseille, 2003).
De sleutelrol van de overheid als hoeder van het recht in de rol van maker,
uitvoerder en handhaver van dat recht stelt hoge eisen. In de voorgaande
paragraaf werd legaliteit, waarop het overheidshandelen in formele zin gegrond 2 is, als kenmerk van het juridische perspectief besproken. In deze paragraaf werd
duidelijk dat naast dit formele kenmerk het juridische perspectief ook een morele
dimensie kent. Niet alleen geeft het recht de overheid bevoegdheid tot handelen.
De overheid heeft ook tot plicht in haar handelen te zorgen dat de burgers
als rechtssubject recht wordt gedaan. De overheid moet in dat handelen zich
houden aan algemene rechtsbeginselen. Belangrijke rechtsbeginselen daarbij
zijn rechtszekerheid en rechts(on)gelijkheid. Aan de hand van de kenmerken
legaliteit, rechtszekerheid en rechts(on)gelijkheid kunnen wij een oordeel
vormen over het juridische effect van de intergemeentelijke samenwerking.
Per kenmerk zullen wij in hoofdstuk 3 indicatoren benoemen om te bepalen in
welke mate onze casussen aan deze kenmerken voldoen.
2.5 HET MAATSCHAPPELIJKE PERSPECTIEF
Ons vierde en laatste perspectief is dat van de gemeente als lokale gemeenschap. Wij verkennen het belang en de kenmerken van dit perspectief. De gemeente is ontstaan als bestuur van die lokale gemeenschap. De Nederlandse gemeenten als bestuurlijke en territoriale eenheid ontstaat echter pas met de Bataafse Republiek. Met de ‘Staatsregeling des Bataafschen Volks’ van 1 mei 1798 werd het begrip gemeente als bestuurlijke eenheid geïntroduceerd (Waltmans, 1994; Beekink & Ekamper, 1999). Hiermee werden de bestuurlijke bevoegdheden voor steden en plattelandsgemeenschappen gelijk geregeld en gelijkgetrokken. Dit is ook de start van gemeenten in staatsrechtelijke zin, waarbij de besturen door stemgerechtigde burgers worden gekozen. De functie van de gemeente was aanvankelijk administratief, maar in de staatsregeling van 1801 werd gesteld: “Iedere gemeente heeft de vrye beschikking over deszelfs huishoudelyke belangen enen bestuur, en maakt daaromtrent alle de vereischte Plaatselijke bepalingen” (zoals geciteerd in Waltmans, 1994, p. 19). Nadat in 1811 ons land deel ging uitmaken van het Franse keizerrijk werd de Franse bestuurlijke indeling van kracht. Nederland werd administratief- bestuurlijk ingedeeld in zogenaamde ‘marieën’ (Beekink & Ekamper, 1999). De
69