Page 72 - POLITIEK OF MANAGEMENT?
P. 72
Hoofdstuk 2
Franse aanduiding was communes, ofwel gemeenschap. De marieën van1811 waren min of meer voortzettingen van de gemeenten van 1798, die op hun beurt vaak een voortzetting waren van bestaande gemeenschappen, al waren de territoriale grenzen daarvan tot dan toe vaak onduidelijk. Bij de staatsregeling van 1798 waren de territoriale grenzen nog niet exact vastgelegd (Waltmans, 1994). De Fransen zetten in gang dat de gemeenten kadastraal werden opgemeten, al zou de officiële territoriale afbakening pas in 1832 haar beslag krijgen. Zo ontstaan in stappen de gemeenten als administratief-bestuurlijk en ook uiteindelijk formeel territoriaal afgebakende eenheden (Beekink & Ekamper, 1999).
De bestuurlijke indelingen uit 1798, 1801, 1811 en 1832 vallen echter niet uit de lucht. De in stappen geformaliseerde gemeenschappen zijn geleidelijk ontstaan om een min of meer natuurlijk sociaal en economisch leefgebied, waarvan de territoriale omvang relatief beperkt was. Er was daarmee een min of meer vanzelfsprekende, historisch ingebedde, verbinding tussen de burgers van de gemeente, hun gemeente en hun dorps- of stadsgenoten. De burgers kennen hun bestuurders. De gemeente regelt de collectieve voorzieningen dicht bij huis en vormt een regulerende en bindende factor in de samenleving. Nederland kent bovendien een hechte traditie van lokale en decentrale autonomie waarvan de ontstaansgrond deels in de 17e eeuw ligt, maar die ook verder teruggaat tot in de middeleeuwen (Dölle & Elzinga, 1996).
De gemeente als bestuurlijke eenheid vindt in wezen haar oorsprong in de lokale samenleving. De lokale gemeenschap als sociale gemeenschap veronderstelt sociale verbondenheid. Bij de gemeenschapsgedachte ligt de veronderstelling voor de hand dat sprake is van (een mate van) zorg voor elkaar (Ringeling, 1998). Deels is die zorg overgedragen op de overheid, op lokaal niveau de gemeentelijke overheid. In de bespreking van het juridische perspectief werd al stilgestaan bij de sociale grondrechten. Wij zagen dat Hirsch Ballin (1987) sociale rechtvaardigheid als één van de drie criteria voor de rechtsstaat ziet. Sociale rechtvaardigheid komt hier als criterium voor rechtsstatelijkheid op het eerste gezicht op vanuit het juridische perspectief, maar heeft primair een maatschappelijke uitwerking. In welke mate is de overheid in staat binnen haar rechtsstatelijke taken (juridische perspectief) en politieke idealen (politieke perspectief) maatschappelijke doelen te realiseren (maatschappelijke perspectief ).
70