Page 84 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 84
Hoofdstuk 2
Vanaf de elfde en twaalfde eeuw zijn de hoogvenen in de kop van Overijssel (omgeving Wieden en Weerribben) als ook die van de woldstreken van Noord- en Zuidwest-Drenthe op grote schaal ontgonnen tot landbouwgrond. Hierbij ontstonden uitgestrekte middeleeuwse agrarische veenontginningen met hun kenmerkende opstrekkende verkaveling en langgerekte wegdorpen.119 Hoewel ook die gebieden in de winter heel lastig begaanbaar waren, konden deze nieuwe ontginningsgebieden in de tijd van de middeleeuwse kastelen vaak wel degelijk over land worden doorkruist in bepaalde maanden van het jaar.
F: Getijdenlandschappen – Het laatste fysisch-geografische hoofdlandschap van het Oversticht dat we willen bespreken is dat van het getijdenlandschap. Dit kwam in de latere middeleeuwen alleen in de kop van Drenthe (benedenlopen Hunze, Drentsche Aa, Eelderdiep en Peizerdiep) en in de IJsseldelta (omgeving Kampen) voor. De invloed van de zee was in de diep uitgesleten benedenloop van de eerstgenoemde riviertjes in Noord-Drenthe als eerste merkbaar. Hier ontmoetten zoet beekwater van het Drents Plateau en zout en brak zeewater uit de Waddenzee elkaar.120 Nadat in de kop van Drenthe de bovengenoemde veenontginningen hadden plaatsgevonden, daalde het maaiveld vanwege klink en oxidatie van het veen al heel snel, waarna vanaf de twaalfde eeuw overstromingen plaatsvonden in deze gebieden.121 Ze veranderden daarbij in een getijdengebied. Een soortgelijk proces trad op in Noordwest-Overijssel, waar de oprukkende Zuiderzee vanaf de twaalfde en dertiende eeuw aanzienlijke delen van het latere kustgebied tussen Blokzijl en Lemmer overstroomde. Op dezelfde wijze werd vanaf de twaalfde eeuw de delta van het Kampereiland gevormd.122
Landschapsreconstructiekaart van het Oversticht rond 1450
Op basis van de zojuist besproken landschapsindeling is een kaart vervaardigd waarop de zes landschapstypen zijn weergegeven (zie uitvouwkaart).123 Deze kaart geeft de situatie weer zoals deze naar verwachting rond 1400 zal zijn geweest. Een deel van het middeleeuwse landschap, vooral ten noorden van de IJssel en bij Mastenbroek, was toen al ontgonnen en in gebruik. Veel broekbossen waren in deze tijd ook al omgezet in grasland. Toch lagen in het Oversticht nog veel hoogveenpakketten die de mate van toegankelijkheid sterk beïnvloedden. In de volgende paragrafen zullen op deze kaart verschillende elementen van het middeleeuwse cultuurlandschap worden geprojecteerd.
2.6 De kastelen: overzicht van hun datering, verschijningsvormen, bouwmaterialen en bouwheren
lnleiding
In totaal konden we 134 kasteelterreinen in het Oversticht aantonen die voldoen aan de in hoofdstuk 1 opgestelde criteria (figuur 2.6). Daarvan voldoen 78 aan onze werkdefinitie van kasteel. Voor de overige 56 terreinen bestaat geen zekerheid, maar een sterk vermoeden dat het kastelen waren. Dat we voor deze laatste categorie niet konden vaststellen of het om een kasteel ging, heeft vooral te maken met de kwaliteit en kwantiteit van de beschikbare bronnen. In deze paragraaf worden de belangrijkste kenmerken van de kastelen en mogelijke kastelen onderzocht, namelijk de aanleg en gebruiksduur, de verschijningsvorm, de gebruikte bouwmaterialen, de funderingswijze en de eigenaren. Het uiteindelijke doel is om op basis van deze observaties uitspraken te kunnen doen met betrekking over de samenhangen tussen de diverse kasteelkenmerken en de chronologische ontwikkeling daarvan.
119 Zomer 2016.
120 De Mulder 2003: 220.
121 Zomer 2016: 231-276.
122 De Mulder 2003: 229.
123 Deze landschapskaart is door Shera van den Witteboer gemaakt in opdracht van het Kenniscentrum Landschap.
82