Page 83 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 83

                                Figuur 2.7: Olieverfschilderij van een moeras gemaakt door Anton Mauve rond 1885-1888. In de middeleeuwen zullen grote delen van het Oversticht er zo uit hebben gezien.
D: Rivierenlandschappen – In het zuidwestelijke deel van het Oversticht treffen we een rivierlandschap aan, bestaande uit rivierzanden en rivierkleigronden. De IJssel, de Dinkel en een deel van de benedenloop van de Vecht zijn oude pleistocene rivieren, die worden geflankeerd door rivierterrassen met talrijke paleogeulen van een vlechtend riviersysteem. Op deze plekken komen ook talrijke rivierduinen voor die vanaf de prehistorie belangrijk zijn geweest voor bewoning en transport.115 Een mooi voorbeeld is de keten van rivierduinen en dekzandruggen direct ten noorden van de Vecht. Op basis van archeologische vondsten en opgravingen is bekend dat deze al vanaf de vroege prehistorie in gebruik is geweest en mogelijk ook al als een belangrijke oost-west corridor door de uitgestrekte venen ten noorden en zuiden daarvan heeft gediend.116 Bij de uitmondingen van de rivieren richting de zee vinden we de kenmerkende stroomruggen en deltavorming, waarvan het Kampereiland een goed voorbeeld van is.117
E: Hoogveenlandschappen – Grote delen van het Oversticht waren in de volle middeleeuwen bedekt met uitgestrekte oligotrofe venen of hoogvenen. Bekende voorbeelden waren in Drenthe het Oostermoer (Bourtangermoor), het Hogeveen en de woldgebieden van Noord- en Zuidwest-Drenthe.118 In Twente waren dit bijvoorbeeld de venen rond Dedemsvaart, het Vriezenveen, de Engbertsdijksvenen en het Aamsveen. De in de loop van het Holoceen gevormde venen groeiden vaak metershoog boven hun omgeving uit en bereikten, afhankelijk van de ligging, dikten van drie tot acht meter. Dit was een overwegend open landschap van veenmossen, heide en andere hoogveenplanten, met alleen aan de randen een wat dichtere begroeiing met berken of dennen. Tot ver in de middeleeuwen waren deze hoogveencomplexen uiterst moeilijk begaanbaar. Alleen via de veenriviertjes konden mensen deze gebieden binnendringen. Door de venen zelf kon lokaal, zoals op het tracé tussen Zuidwolde (Dr.) en Ommen (Ov.), een route worden gevolgd in het zomerhalfjaar. De reiziger benutte dan de zandruggen en zandkoppen die boven het veen uitstaken.
115 Maas: 9.
116 Neefjes et al. 2011: 56-61.
117 Haartsen & Harten 2010: 114-115. 118 Spek 2004: 220-227.
Het fysieke territoriale landschap
 2
 81
 

























































































   81   82   83   84   85