Page 66 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 66
Hoofdstuk 2
hier geen rol omdat het Sticht toen als territoriale eenheid nog niet bestond. Voor wat betreft de overige drie fasen heeft Janssen het model verder uitgebreid en aangevuld.50
De eerste fase, die Janssen ontwikkeling van de territoriale macht noemt, duurde van 1050 tot 1200. Rond 1050 beschikte de bisschop over een paleis in Utrecht. Waarschijnlijk stonden in deze tijd ook in Deventer en misschien in Zutphen bisschoppelijke paleizen.51 In de elfde eeuw werden bisschoppen niet vaak uitgedaagd en waren er dus ook geen redenen om grenskastelen te bouwen. Er verrezen in deze eeuw wel enkele burchten in reactie op militaire uitdagingen. Deze kastelen werden gebouwd op strategische punten, zoals voorden en kruispunten van wegen. In het Oversticht behoorden de Schulenborg en mogelijk de Hunenborg tot deze categorie.52 Hartbert van Bierum is mogelijk de eerste bisschop geweest die actief grenskastelen bouwde. Hij was waarschijnlijk verantwoordelijk voor de bouw van Coevorden en stelde in de stad Groningen en kasteel Coevorden burggraven aan. Deze bisschop wist ook kasteel Bentheim te veroveren en daar een bisschoppelijk leen van te maken. In deze burcht reserveerde de bisschop een onderkomen voor zichzelf. Onder Godfried van Rhenen werd het grenskasteel Vollenhove gebouwd tegen de inwoners van Stellingwerf. Behalve hun militaire functie hadden deze kastelen een representatieve en soms residentiële functie. De militaire leiding was in handen van een burggraaf, die meestal een juridisch ambt in leen had.53 Voor de bescherming van het kasteel waren borgmannen in dienst. De meest voorkomende verschijningsvormen van deze burchten waren een motte of een hoofdburcht met een ovale of ronde ringmuur.54
De verzwakking van het bisschoppelijk gezag tussen circa 1200 en 1350 is de tweede fase in het model.55 Dit begon na de dood van bisschop Godfried van Rhenen door de gevolgen van het Concordaat van Worms voor de bisschopsverkiezingen waarin de politieke wensen van de graven van Gelre en Holland doorklonken. Uiteindelijk bleek de strijd om de bisschopszetel vooral negatief uit te vallen voor de bisschoppelijke schatkist, aangezien rivalen in de verkiezingsstrijd moesten worden afgekocht. In de dertiende eeuw werd geen actieve politiek gevoerd door de bisschoppen om grenskastelen op te trekken. De bouw van Hardenberg (1229) was volgens Janssen vooral een teken van zwakte, aangezien dit kasteel het vervreemde kasteel Coevorden moest neutraliseren. Zwolle ondersteunde de bouw van Hardenberg. Wel werden in het Oversticht enkele kastelen verworven, namelijk Lage (1266), Goor (circa 1248/1250) en Diepenheim met de bijbehorende heerlijkheid (1331). Twee sterke bisschoppen, Hendrik van Vianden (1249) en Gwijde van Avesnes (1301-1317), wisten kastelen te bouwen, maar dan vooral in het Nedersticht. Onder het bewind van bisschop Gwijde is tevens kasteel Goor herbouwd.56 De bezetting van de kastelen bestond nog steeds uit borgmannen onder leiding van een burggraaf. Bisschop Gwijde was de eerste bisschop die ervoor koos het erfelijke burggraafschap om te zetten in een niet-erfelijke zetel voor ambtmannen die een juridisch district moesten besturen. Het Sticht raakte vooral verzwakt onder Jan van Nassau (1267-1290) en bereikte het dieptepunt van neergang onder Jan van Diest (1323-1340).57
Tot slot onderscheidt Janssen een derde fase in de kasteelontwikkeling tussen circa 1350 en 1450 die inhoudelijk grotendeels overeenkomt met de vijfde fase van het model uit 1977.58 In deze fase werkte de bisschop samen met de steden. Er verrezen in het Oversticht nieuwe bisschoppelijke kastelen, vaak in combinatie met landweren. De stad Deventer liet in samenwerking met de bisschop de zuidgrens van Salland beveiligen met een landweer om het grensgebied met Gelre te verdedigen. De Deventernaren bouwden, waarschijnlijk met bisschoppelijke toestemming, tevens eigen versterkingen in deze landweer, namelijk het Koershuis en de Swormertoren. De bisschop reorganiseerde in die tijd zowel de militaire als de administratieve structuur van de
50 Janssen 2014: de volgende alinea’s bieden samenvattingen van de faseringen zoals Janssen deze in zijn artikel heeft gepubliceerd.
51 Zie paragraaf 3.2 voor de discussie over de palts van Zutphen.
52 Janssen 2014: 227-229.
53 Zie paragraaf 3.5 over de functie van een burggraaf.
54 Janssen 2014: 228-230.
55 Janssen 2014: 230-232.
56 Janssen noemt geen specifieke datering van de herbouw. 57 Janssen 2014: 232.
58 Janssen 2014: 232-237. 64