Page 68 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 68

                                Hoofdstuk 2
kastelen. Welke morfologische en chronologische kenmerken hadden deze kastelen in de volle en late middeleeuwen? Met welke bouwmaterialen werden de kastelen gebouwd en hoe werden ze gefundeerd? En wie waren de bouwheren? (paragraaf 2.6 + catalogus). Daarna wordt de relatie tussen de kastelen en het natuurlijke landschap onderzocht. Welke verbanden zijn aantoonbaar tussen de ligging van de kastelen ten opzichte van de bodem, geomorfologie en waterlopen? En welke regionale differentiatie is waarneembaar in het verspreidingspatroon van de kastelen ten opzichte van het fysieke landschap? (paragraaf 2.7 + uitvouwkaart). Tot slot bespreken we de relatie tussen de kastelen en het cultuurlandschap. Hoe zag het middeleeuwse verkeersnetwerk eruit en welke verbanden kunnen worden gelegd tussen de ligging van kastelen en routes? (paragraaf 2.8 + uitvouwkaart). Is er een relatie aantoonbaar tussen kastelen en ‘centrale plaatsen’, namelijk middeleeuwse vergaderplaatsen, domeinhoven, kerken en kloosters? (paragraaf 2.9 + uitvouwkaart)
2.4 Bronnen en onderzoeksmethoden
Voor de reconstructie van het kastelenlandschap van het Oversticht zijn we aangewezen op bronnen uit verschillende disciplines, namelijk de archeologie, bouwhistorie, iconografie, geschiedenis, kunstgeschiedenis en landschapsgeschiedenis. Deze gegevens vormen de basis voor de op te stellen datasets. In het onderstaande worden de kwaliteit en kwantiteit van de Overstichtse bronnen per discipline besproken. Vervolgens wordt uiteengezet welke methoden zijn toegepast om tot een verantwoorde reconstructie te komen.
Bronnen
Archeologische bronnen
Van de 134 bekende kasteelterreinen in het Oversticht zijn er 40 archeologisch onderzocht, dat wil zeggen ongeveer dertig procent. Dat is gebeurd op uiteenlopende wijze. In sommige gevallen zijn terreinen grootschalig opgegraven, in andere gevallen zijn slechts delen bestudeerd door het graven van proefsleuven of het verrichten van booronderzoek en/of geofysisch onderzoek. Archeologen voerden vooral vóór de jaren negentig grootschalige opgravingen uit waarbij zij als doel hadden de hoofdburcht te documenteren.61 Zij kenden in hun documentatie niet of nauwelijks vondstnummers aan de sporen toe, waardoor we weinig inzicht hebben in de datering van de gevonden sporen.
De Leidse archeoloog Jan H. Holwerda (1873-1951) verrichte in 1916 de eerste grootschalige kasteelopgraving in ons gebied, namelijk van de Hunenborg bij Volthe.62 In deze periode bevond de Nederlandse archeologie zich nog in de pioniersfase, zowel op methodologisch als theoretisch gebied. Holwerda beschikte bijvoorbeeld nog niet over de middelen om de aangetroffen sporen en vondsten in een bredere context te plaatsen en interpreteerde de site daarom naar onze huidige maatstaven niet correct.
 66
61 Holwerda 1917; Hulshoff 1964; Hulshoff 1965; Hulshoff 1966; Hulshoff 1968; Hulshoff 1970. De opgraving naar Coevorden van Renaud is niet eens uitgewerkt.
62 Holwerda 1917.
























































































   66   67   68   69   70