Page 64 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 64

                                Hoofdstuk 2
In navolging van Hijszeler, Hulshoff en Renaud heeft de archeoloog Michael Klomp in 2005 in het hoofdstuk De eerste ‘Stenen Huizen’ in Overijssel zowel de historische als archeologische stand van kennis van de Overijsselse kasteelterreinen beschreven.35 Daarvoor heeft hij gebruik gemaakt van de typologie van Janssen (paragraaf 1.2) als kapstok voor de beschrijving.36 Klomp schetst in deze bijdrage kort de politieke achtergrond van middeleeuws Overijssel waarna hij de kastelen per type op chronologische wijze bespreekt. Hij onderscheidt de residenties van de bisschop, de kastelen van de bisschop, de kastelen van de lokale adel en kasteelachtige maar niet verdedigbare huizen van de adel. De huizen van de bisschop in Zwolle en Deventer behoren volgens hem tot de bisschoppelijke residenties. De burchten de Hunenborg, Schulenborg, Vollenhove, Hardenberg, Venebrugge, Kuinre, Blankenham, Waardenborg en Arkelstein rekent hij tot de bisschoppelijke kastelen.37 Aansluitend benoemt hij nog acht kastelen van lokale adel, namelijk Rutenberg, Buckhorst, Voorst, Werkeren, Eerde, Laar, Gerner en Rechteren.38 Als voorbeeld van een kasteelachtige adellijk huis zonder militair-functionele verdedigingsarchitectuur noemt Klomp de rond 1524 gebouwde Toutenburg in Vollenhove. Daarnaast zou het blokhuis te Genemuiden, dat tussen 1516 en 1523 is gebouwd, volgens hem een voorbeeld zijn van een militair-functionele versterking. Beide voorbeelden zijn indicatief voor de eindfase van het kasteel omdat verdediging en bewoning nu van elkaar werden gescheiden, aldus Klomp.39
De ontwikkelingsmodellen van Janssen
De castelloloog Hans L. Janssen heeft een prominente bijdrage geleverd aan het onderzoek naar Overstichtse kastelen in de vorm van twee artikelen over de bisschoppelijke burchten in het Sticht. In tegenstelling tot de regio-gebonden onderzoekers heeft hij wél in bredere zin gekeken naar de relatie tussen kastelen en de ontwikkeling naar landsheerlijkheid. Daarbij heeft hij zich niet beperkt tot één bron, maar zowel historische, archeologische, topografische als bouwhistorische bronnen gebruikt. Het doel van het eerste artikel, getiteld The castles of the bishop of Utrecht and their function in the political and administrative development of the bishopric, was om de politieke, functionele en administratieve aspecten van de bisschoppelijke kastelen te analyseren in relatie tot de ontwikkeling van bisschoppelijke landsheerlijkheid.40 In het tweede artikel, The Border Castles of the Bishop of Utrecht c. 1050- 1528. From Military Strongholds to Seats of Power and Authority, gaat Janssen specifiek in op de bisschoppelijke kastelen die als grensburchten in het Sticht functioneerden.41 In beide artikelen heeft hij uitsluitend de kastelen van de bisschop in zijn beschouwing betrokken en niet die van diens vazallen, want in de constructie daarvan zou de bisschop naar zijn mening te weinig inspraak in hebben gehad. Beide artikelen hebben geresulteerd in de opstelling van twee verwante modellen die we hieronder afzonderlijk kort bespreken.
Het kasteelontwikkelingsmodel van Janssen uit 1977 – In het eerstgenoemde artikel heeft Janssen een model opgesteld voor de kasteelontwikkeling van bisschoppelijke burchten in relatie tot de ontwikkeling naar landsheerlijkheid in het Sticht.42 Als eerste fase onderscheidt hij het castellum Utrecht: de vroegste versterking van de Utrechtse bisschoppen uit de zevende tot en met tiende eeuw. Deze vroege multifunctionele versterking van de bisschop bestond al vóórdat de territoriumvorming van het Sticht van start ging. Het was toen uiteraard ook het centrum van de bisschoppelijke macht. Die multifunctionaliteit was uiteindelijk ook een probleem, want de stad Utrecht kwam in conflict met de bisschop.43
De tweede fase in de bisschoppelijke kastelenbouw begon volgens Janssen tussen circa 1075 en 1140.44 Deze eerste versterkingen die buiten het castellum werden gebouwd hadden waarschijnlijk uitsluitend een militaire functie als tijdelijke versterkingen gedurende het
35 Klomp 2005.
36 Janssen 1996.
37 Klomp 2005: 11-15.
38 Klomp 2005: 16-21.
39 Klomp 2005: 22-23.
40 Janssen 1977: 136.
41 Janssen 2014: 225.
42 Janssen 1977: 157 Op deze passage zijn de komende alinea’s gebaseerd.
43 Janssen 1977: 138-140.
44 Janssen 1977.
 62


















































































   62   63   64   65   66