Page 63 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 63

                                veertiende-eeuwse kastelen, zoals Arkelstein, Kuinre-II en Voorst, dubbele grachten hadden.
Dit verschijnsel kwam bij andere Nederlandse kastelen voor zoals bij de grafelijke kastelen Nieuwburg en Middelburg bij Alkmaar.22 Maar met alle ‘sloten’ die rondom kasteel Voorst
lagen weet Renaud zich geen raad: ‘Wanneer men de tekening van de recente opgraving
overziet, krijgt men de indruk van een doolhof met doodlopende paden tussen slechts op
het eerste gezicht concentrische watergangen.’23 Als suggestie geeft Renaud dat dit stelsel
van wallen en grachten misschien wel door de belegeraars van kasteel Voorst is gegraven
om het kasteel af te sluiten.24 De belegering van Voorst plaatst Renaud in het kader van de 2 politiek van Jan van Arkel ten opzichte van versterkte adellijke huizen.25
De hoogleraar archeologie Harm Tjalling Waterbolk heeft in 1985 kort de ontwikkeling van de Drentse kastelen beschreven.26 Die hebben volgens hem maar weinig aandacht gekregen van archeologen. Van drie Drentse kasteelterreinen, namelijk Wittesheuvel, Borgbarchien en de Klinkenberg, denkt Waterbolk dat ze uit de twaalfde eeuw stammen en dat op de bijbehorende heuveltjes houten woontorens stonden. Zo’n heuvel is ook voor het kasteel Coevorden aangetoond. De Waterburcht te Eelde was volgens hem een kasteelterrein van veel forsere allure, omdat de burcht werd omringd door een stelsel van meervoudige wallen en grachten.27
De historici Arnold J. Gevers en Albertus J. Mensema hebben in hun driedelige serie publicaties over de havezaten van Salland, Twente en Vollenhove aandacht besteed aan de Overijsselse kastelen, aangezien ze in veel gevallen de voorlopers waren van de huizen die in de zestiende en zeventiende eeuw de status van havezate kregen.28 Met deze status konden de bewoners, mits zij van riddermatige afkomstig waren, tot 1795 deel uitmaken van de regering van Overijssel.29 In het Sallandse havenzatenboek, dat in 1983 is uitgegeven, behandelen Gevers en Mensema kort de geschiedenis van de gebouwen. Zij concluderen dat de havezaten die zijn voortgekomen uit een kasteel in contemporaine bronnen worden aangeduid als ‘huis’. Het woord huis werd volgens Gevers en Mensema overigens ook gebruikt om de versterkingen van de bisschop aan te duiden, maar deze zijn niet vergelijkbaar met de havezaten omdat ze een sterk militair strategisch karakter hadden.30
In het Twentse havezatenboek hebben Gevers en Mensema meer aandacht besteed aan de ontwikkeling en indeling van Overijsselse kastelen dan in dat over Sallandse havezaten. Ze maken betreffende de voorlopers van Twentse havezaten onderscheid tussen burchten, versterkte edelmanswoningen en spiekers.31 Als oudste burchten onderscheiden zij de Hunenborg en de Schulenborg, maar de functie van deze kastelen is volgens hen niet duidelijk. Zij gaan ervan uit dat rond 1100 het mottekasteel in Twente zijn intrede deed en dat de kastelen Goor en Diepenheim mogelijk deze verschijningsvorm kenden. Gevers en Mensema stellen dat deze kastelen waren gebouwd door soevereine dynasten. Vervolgens verschenen de bisschoppelijke kastelen waarvan het kasteel Vollenhove het eerste exemplaar was.32 Tot de versterkte edelmanswoningen in Twente rekenen Gevers en Mensema de huizen Bevervoorde, Hondeborg bij Zenderen, Grimberg en Saasveld. Als voorbeelden van havezaten die uit een spieker zijn voortgekomen noemen zij Hengelo en de havezaten rondom Goor.33 In het laatste boek bespreken Gevers en Mensema de in Vollenhove gelegen kastelen, namelijk de bisschoppelijke kastelen Vollenhove en Kuinre, maar behandelen zij de kasteelontwikkeling niet in een breder kader.34
22 Renaud 1983: 11.
23 Renaud 1983: 12.
24 Renaud 1983: 12.
25 Renaud 1983: 12-13.
26 Waterbolk 1985.
27 Waterbolk 1985: 87-88.
28 Gevers & Mensema 1983: Gevers & Mensema 1995: Gevers et al. 2004.
29 Gevers & Mensema 1995: 13.
30 Gevers & Mensema 1983: XXIII.
31 Gevers & Mensema 1995: 27-30.
32 Gevers & Mensema 1995: 27.
33 Gevers & Mensema 1995: 27-30.
34 Gevers et al. 2004.
Het fysieke territoriale landschap
 61
 









































































   61   62   63   64   65