Page 48 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 48

                                Hoofdstuk 1
Ondanks de uitbreiding van onze moderne kasteeldefinitie blijven er nog steeds interpretatieproblemen over die vooral veroorzaakt worden door het gebrek aan voldoende archeologische en historische bronnen om een terrein definitief als kasteel aan te wijzen. Zo staat de middeleeuwse ouderdom van een site lang niet altijd vast of kan bijvoorbeeld van een omgracht terrein de historische context niet worden achterhaald. Om deze problemen het hoofd te bieden nemen we de terreinen waarvan het aannemelijk is dat er ooit een kasteel op zou kunnen hebben gestaan, tevens mee in de inventarisatie die aan de basis van dit proefschrift staat. Het gaat daarbij om:
I. adellijke huizen: in geschreven middeleeuwse bronnen wordt regelmatig een adellijk huis genoemd, waarvan het onduidelijk is hoe deze eruit heeft gezien; II. restanten van versterkingsarchitectuur: op kaarten of in het veld is een omgracht en/of door een wal omringd terrein zichtbaar dat op grond van archeologische en/of morfologische indicaties waarschijnlijk uit de middeleeuwen dateert maar waarover geen historische bronnen beschikbaar
zijn.
Definiëring van het begrip landschap
Over de historische en actuele betekenis van het begrip ‘landschap’ in onze Noordwest- Europese cultuur wordt reeds vanaf de negentiende eeuw intensief gediscussieerd door wetenschappers uit diverse vakgebieden. Vaak betogen zij dat de geboorte van het visueel- esthetische begrip landschap in de vijftiende en zestiende eeuw plaatsvond in de Vlaamse schilderkunst. Van daaruit zou het dan uitgewaaierd zijn over omringende landen. Vanaf de negentiende eeuw zou door de opkomst van onder meer de geografie en de ecologie een meer holistisch begrip van een samenhangende regionale eenheid gegroeid zijn waarin de wisselwerking tussen mens en natuur tot een breed scala aan landschapsprocessen en landschapspatronen heeft geleid.
De Deense geograaf Olwig heeft echter aangetoond dat het begrip landschap veel oudere wortels kent die tot diep in de middeleeuwen dateren.148 Het Germaanse woord lantskip/ lantscap, zoals dat algemeen werd gebruikt in grote delen van Noordwest-Europa in de middeleeuwen, is volgens hem in essentie een rechtshistorisch en politiek-historisch begrip dat niet alleen verwijst naar een door natuurlijke of politieke grenzen afgebakende landstreek inclusief alle daar voorkomende fysieke kenmerken, maar ook naar de samenleving die vanouds in deze landstreek geworteld was én alle bij die landstreek en in die samenleving thuishorende instituties, normen en waarden, zeden en gewoonten.149 Hiermee wordt direct duidelijk dat landschap indertijd veel meer was dan alleen een visueel-esthetisch begrip of alleen een fysiek begrip: ook de sociale en culturele dimensie maakten er onlosmakelijk deel van uit.
Vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw hebben wetenschappers steeds meer oog gekregen voor juist deze sociale en culturele dimensie, waarbij niet zozeer het fysieke landschap zelf centraal kwam te staan, maar veel meer de perceptie, betekenisgeving en representatie van dit landschap door individuen of groepen mensen. Geïnspireerd door het driedelige ontologische model van Habermas heeft de Wageningse filosoof Maarten Jacobs een driedimensionaal model uitgewerkt waarin de fysieke, sociaal-culturele en mentale realiteiten van het landschap elk een eigen plek krijgen.150 Ten eerste onderscheidt hij het fysieke landschap (matterscape), dat bestaat uit alle in een streek voorkomende natuurlijke en antropogene fysieke kenmerken, structuren en patronen, zowel bovengronds als ondergronds, zowel op het land als op de zee. Dit tastbare ‘ware landschap’ kan met behulp van onder meer natuurwetenschappelijk en geografisch onderzoek op positivistische wijze worden onderzocht. Ten tweede onderscheidt Jacobs de sociale dimensie van het landschap (powerscape), dat bestaat uit alle ruimtelijk georganiseerde sociale, economische, juridische en culturele patronen, processen en relaties, inclusief taal. Deze dimensie ligt veel meer op het werkterrein van de sociale, economische en geesteswetenschappen en wordt door
148 Olwig 1996.
149 Olwig 1996: 631-633.
150 Jacobs 2006: 8.
 46























































































   46   47   48   49   50