Page 45 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 45
In de fragmentarisch overgeleverde schriftelijke bronnen zien we dat middeleeuwse schrijvers
diverse termen hanteren voor constructies die wij nu kastelen noemen, zoals de Latijnse 1 termen castrum, castellum, munitio, en turris. Een nadere definitie van deze begrippen valt
uit de contextuele informatie vaak nauwelijks op te maken. Daarnaast kan de invulling van
deze termen sterk hebben verschild per regio, periode en/of auteur. Het probleem van de kastelenkunde is daarom dat op basis van historische bronnen geen duidelijk definitie van
kasteel kan worden gegeven, maar dat wel een zekere mate van definiëring nodig is om de
te onderzoeken sites nader aan te duiden.
In Nederland heeft Janssen, zoals we hebben gezien, een kasteeldefinitie proberen op te stellen op basis van vergelijking van verschillende reeds bestaande wetenschappelijke kasteeldefinities.142 Deze herhalen we voor de duidelijkheid: ‘Een kasteel is een middeleeuws gebouw dat de functies verdedigbaarheid en bewoonbaarheid combineert, door het verschaffen van woonruimte en verdedigbaarheid aan een beperkte groep mensen, variërend van een adellijke familie met een paar dienaren tot een kleine hofhouding en een militair garnizoen tot een maximum van ongeveer 50 personen. Essentieel hierbij is dat deze groep mensen in een afhankelijkheidsrelatie staat tot één persoon of instelling.’143
De toepassing van de door Janssen opgestelde definitie levert in de praktijk de nodige problemen op. Het overgrote deel van de middeleeuwse kastelen is namelijk in latere tijd gesloopt en lang niet elk kasteel wordt ook in de geschreven bronnen genoemd. Dat betekent dat soms alleen nog de laatste restanten zichtbaar zijn, in de meeste gevallen de grachten. Soms is het mogelijk om te achterhalen wat de naam van een dergelijk omgracht terrein was, maar in veel gevallen kunnen omgrachte terreinen niet aan een historische bron worden gekoppeld. Een desbetreffend terrein mag wel qua vorm kasteelachtig aandoen, maar zonder historische en archeologische context kunnen onderzoekers de functies niet met zekerheid achterhalen en de criteria van de wetenschappelijke kasteeldefinitie niet bewijzen. Er is dus met andere woorden een grijs gebied tussen de kastelen volgens de bovengenoemde definities en de terreinen met ‘kasteelachtige’ kenmerken die in de praktijk vaak worden aangetroffen. Omdat onderzoekers dit gebied vanwege de gehanteerde definitie niet meenemen in het kastelenonderzoek, zal ook geen nieuwe kennis ontstaan over deze groep.
Met het bespreken van de problematiek rond omgrachte middeleeuwse terreinen en het vaststellen van de functie van deze terreinen wordt een tweede wetenschappelijke discussie aangesneden, te weten die van de moated sites. Hoewel de letterlijke Nederlandse vertaling van een moated site een omgracht terrein is, wordt met een moated site in de praktijk toch meestal een brede groep van verschillende typen sites bedoeld. Een moated site kan volgens Janssen als zodanig worden bestempeld wanneer deze was omringd door een gracht van tenminste vijf meter breed. Op het binnenterrein waren één of meerdere bouwwerken zonder functionele verdedigbaarheid gelegen (bijvoorbeeld woonhuizen, spiekers et cetera), hoewel verdedigingselementen in sommige gevallen wel voorkomen. Deze verwijzingen naar militaire architectuur hebben dan normaliter alleen een symbolische functie: ze demonstreren de rijkdom en macht van de eigenaar. Het verschijnsel komt vanaf de dertiende eeuw voor.144
Een duidelijke afgebakende definitie van moated sites is voor Nederland tot op heden niet opgesteld, vooral omdat er maar weinig onderzoek naar is uitgevoerd en er dus niet genoeg criteria bestaan om een betere definitie te verantwoorden. Voorbeelden van moated sites zijn omgrachte landhuizen, spiekerbelten, boerderijen, hoven en kloosters. Het zal duidelijk zijn dat er enorme variatie aanwezig is qua gebruiksduur, datering en functies van deze terreinen. Dat is ook precies het probleem. Het is een containerbegrip van verschijnselen die zowel in tijd, vorm en functie variëren.
142 Janssen 1996: 15.
143 Janssen 1996: 16.
144 Janssen 1996: 96-97; Schuyf 1981 publiceerde voor het eerst over moated sites in Nederland.
Inleiding
43