Page 405 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 405
Een ander verschil is dat leenmannen van ministeriale afkomst al rond 1250 volop kastelen bouwden in het Nedersticht, terwijl in het Oversticht deze groep vooral in de veertiende eeuw eigen burchten ging optrekken. De Nederstichtse edelen bouwden voornamelijk in baksteen, terwijl in het Oversticht ook houtbouw voorkwam. Misschien was hout materiaal dat de Overstichtse edelen eenvoudig konden bemachtigen. Daarnaast kan ook worden opgemerkt dat kastelen die in opdracht van een proost zijn gebouwd tot op heden nog niet in het Oversticht zijn aangetoond.
In het Nedersticht is de invloed van de graven van Holland en Gelre duidelijk. Deze territoriale dynasten hadden de beschikking over diverse open huizen en kasteellenen in bisschoppelijk gebied. Daarbij wist vooral de graaf van Holland er zijn machtsbereik te vergroten door pand en usurpatie van een aantal bisschoppelijke burchten. Zijn leenmannen die op Stichts grondgebied woonden bouwden veelal een vierkante of rechthoekige hoofdburcht, mogelijk als uiting van hun Hollandse connectie. In het Oversticht is de invloed van externe territoriale dynasten aanzienlijk minder duidelijk waarneembaar in de kasteelontwikkeling. Hoewel de graaf van Gelre in het Oversticht enkele open huizen en kasteellenen heeft bezeten, is het van zijn kant nooit tot een actieve kastelenpolitiek gekomen. Weliswaar heeft hij door middel van pandneming de beschikking gekregen over een aantal bisschoppelijke kastelen maar heeft hij die na inlossing van de pandbedragen weer terug overgedragen. Voor zover bekend hebben zijn leenmannen die in het Oversticht gevestigd waren zelf geen hoofburchten laten optrekken die kenmerkend waren voor Gelre. De graaf heeft ook geen bisschoppelijk Overstichts kasteel toegevoegd aan zijn eigen bezit door usurpatie.
Tot slot moet worden opgemerkt dat in het Oversticht geen versterkingen gevonden zijn uit de Karolingische tijd, mogelijk omdat het gebied toen nog weinig ontwikkeld was en geen rol van betekenis speelde in de machtspolitiek.
Vergelijken we het Sticht Munster met het Sticht Utrecht, dan valt op dat de Utrechtse
bisschop ongeveer een eeuw eerder is begonnen met de uitbouw van zijn territoriale macht
en als gevolg daarvan ook al eerder kastelen inzette als wereldlijke steunpunten. De door de
koning geschonken grafelijke rechten vormden de basis voor zijn territoriale ambities. Zoals
in paragraaf 3.2 is besproken kon de bisschop van Utrecht daardoor al rond 1200 zijn macht
in veel plekken doorzetten, hoewel hij een deel van zijn aanspraken moest opgeven ten
gunste van andere, wereldlijke dynasten. De bisschop van Munster, die nooit met grafelijke
rechten door de koning was beleend, had meer moeite om zijn macht te vestigen. Hij moest
eerst zelf goederen en rechten zien te verkrijgen. In de gebieden waarop hij aanspraak
kon maken, stuitte hij op verzet van andere heren die al enige tijd bezig waren met de 6 uitbouw van hun heerschappijgebieden. Deze constatering is interessant, aangezien de graafschapsschenkingen van de koning aan de bisschop onderwerp van discussie zijn.63 Zo
wordt er beweerd dat bisschoppen hun macht niet konden vestigen in de hun overgedragen graafschappen omdat in de praktijk de zittende oude graven vaak de baas bleven. Ons onderzoek heeft echter aangetoond dat deze veronderstelling alleen voor een deel van de graafschappen geldt en dat in de andere gebieden de bisschop wel degelijk zijn nieuw verleende grafelijke rechten heeft kunnen omzetten in territoriale macht. Juist door de schenkingen van de koning verkreeg de bisschop van Utrecht een goed fundament voor de vestiging van zijn wereldlijk gezag.
Kastelen waren voor beide bisschoppen van groot belang voor de opbouw van territoriale macht. Tot ongeveer 1150, toen de bisschop van Munster begon met het vestigen van zijn wereldlijk gezag, bezat hij maar weinig kastelen. Daar kwam na het midden van de twaalfde eeuw verandering in. De bouw van de Nienborg in 1198 leert dat ook voor hem een kasteel in eerste instantie bedoeld was om met de bezetting het omringende gebied te pacificeren en zijn machts- en gezagsaanspraken hard te maken. Net als op de Utrechtse kastelen werden borgmannen ingezet voor de verdediging. Vanaf de dertiende eeuw gebruikte de bisschop van Munster burchten als centrale punten van waaruit zijn vertegenwoordigers,
63 Zie paragraaf 3.2; Hoffmann 1990: 376-377; Reuter 2006: 352; Wangerin 2017.
Conclusie
403