Page 395 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 395

                                graaf Floris V. Daarmee verschillen de Nederstichtse edelmanswoningen van die in het Oversticht. Ringmuurversterkingen als hoofdburcht voor kastelen van leenmannen zijn in het Oversticht zeldzaam: alleen in het geval van Voorst is een dergelijk bouwvorm aangetoond. De ringmuur van Kuinre I is waarschijnlijk op bisschoppelijke instigatie verrezen. Vierkante of rechthoekige hoofdburchten werden alleen door de bisschop in het Oversticht toegepast: de meeste edelen bouwden woon-of zaaltorens van hout of steen. Het ontbreken van vierkante hoofdburchten bij kastelen van edelen kunnen we verklaren door de afwezigheid van Hollandse invloed. Ringmuren zijn er mogelijk wel meer geweest, maar die hebben we tot nu toe niet archeologisch aangetroffen.
Hoe verhield de kastelenbouw zich in het Nedersticht nu ten opzichte van het landschap? We kunnen voor enkele regionale kastelenlandschappen antwoord op deze vraag krijgen dankzij de studies van Van Doesburg et al.31 Zij hebben de relatie tussen kasteel en landschap in drie gebieden in het Nedersticht onderzocht. Het gaat om kastelen gesitueerd in de regelmatige veenontginningen van Langbroek, Jutphaas en het Utrechts-Hollandse veengebied. Deze regio’s werden in de elfde eeuw uitgegeven aan locatores die als een soort projectontwikkelaars de moerassen lieten ontginnen tot strookvormige kavels van gelijke grootte. Als het land klaar was voor landbouw werden de meeste kavels aan kolonisten uitgegeven; één of enkele blokken werden door de locator zelf gehouden.
In het Nederstichtse Langbroek lagen in de middeleeuwen zeventien burchten vlak bij elkaar. Van Doesburg et al. vermoeden dat deze concentratie een indirect gevolg was van de ontginningen. Vanaf 1126 hebben meiers van de domeinhoven, die op de hogere gronden in dit broekgebied lagen, de ontginningen geleid. Vanaf ongeveer 1250 lieten waarschijnlijk de erfgenamen van deze dienstman-meiers de eerste twee kastelen optrekken, namelijk het polygonale kasteel Sterkenburg van de familie Van Wulven en een kasteel van de familie Van Zuylen bij de kerk van Overlangbroek. In de decennia daarna verrezen in opdracht van ministerialen vijftien bakstenen torens: de jongste dateren uit de veertiende eeuw. Het kon voorkomen dat meer dan één zoon uit een gezin een eigen burcht optrok, elk op zijn eigen deel van het familiegoed. In het geval van Langbroek lagen de goederen nog steeds in blokken bij elkaar. Zo kwam het dat de versterkingen van de families Van Zuylen, Van Wulven en Van Zijl duidelijk te onderscheiden zijn als aparte groepen binnen dit kastelenlandschap. Niet alleen eigendomsverhoudingen en maatschappelijke ontwikkelingen, maar ook de ondergrond speelde een rol in de locatiekeuze. De voorkeur ging uit naar de bouw op een dekzandrug.
Langs de Jutphase wetering in Jutphaas (Nieuwegein) lijkt een soortgelijke ontwikkeling te 6 hebben plaatsgevonden, hoewel de kastelen hier allemaal direct aan de vaart lagen en niet
op de achterliggende kavels. Van Doesburg et al. vermoeden dat net als in Langbroek er
eerst twee oudere kastelen hebben gestaan waarna rond het midden van de dertiende eeuw
minstens negen nieuwe kastelen zijn gebouwd. Waarschijnlijk waren dit ook woontorens. Net als in Langbroek zijn er familieclusters waar te nemen: de families Van Rijn en Van Jutphaas hadden meerdere burchten in handen.
De door Van Doesburg et al. onderzochte kastelen die in het centrale gedeelte van het Utrechts-Hollandse veengebied lagen vertonen geen relatie met oudere nederzettingen. Het gaat bijvoorbeeld om de bisschoppelijke burcht Montfoort. Dit kasteel lag in de ontginning van Heeswijk. Het moet vlak voor, tijdens of vlak na dit ontginningsproces zijn gebouwd. Heeswijk wordt namelijk voor het eerst vermeld in geschreven bronnen in 1166.
Wie de bouwheer was van verschillende ronde structuren in het centrale gedeelte van het Utrechs-Hollandse veengebied staat nog ter discussie. Zo ligt in Waarder (tegenwoordig Zuid- Holland) het terrein de Kromme Kamp, dat bestaat uit een stelsel van meervoudige wallen en grachten. Op het burchteiland zijn geen sporen van steen gevonden, wat Van Doesburg et al. aanleiding geeft om te vermoeden dat er houtbouw heeft gestaan. Over de datering bestaat vooralsnog geen duidelijkheid. Mogelijk is er een relatie met de ontginningen. Bestudering
31 Onderstaande alinea’s zijn ontleend aan Van Doesburg et al. 2017a.
Conclusie
 393
 






















































































   393   394   395   396   397