Page 393 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 393

                                omgeving actief was.19 Een ander oud kasteel was De Haar bij Vleuten. Aan het einde van de elfde eeuw of het begin van de twaalfde eeuw verrees deze burcht op een bisschoppelijk domein. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat De Haar werd gebouwd als een mottekasteel.20
Figuur 6.3: AHN2 uitsnede van Ter Horst. Hoewel het terrein in 1942 is geëgaliseerd, is de begrenzing van de hoofd- en voorburcht nog goed zichtbaar. Aan de zuid- en oostzijde zijn daarnaast diverse greppel- en walstructuren te zien die kunnen duiden op de aanwezigheid van meerdere wallen en grachten.
Wie gaf opdracht voor de bouw van De Haar en welke functies vervulde de burcht? Hierover zijn
geen bronnen overgeleverd, maar door de resultaten van recent onderzoek van de historicus
Jan Huiting over de bezitsverhoudingen van De Haar te combineren met onze bevindingen
is het toch mogelijk om met hoge mate van zekerheid de bouwheer aan te wijzen.21 Gezien
de ouderdom en het feit dat de burcht is verrezen op een bisschoppelijk domein kan het 6 bijna niet anders dan dat De Haar van oorsprong een bisschoppelijk kasteel is. Dat zou goed aansluiten bij de veronderstelling van Janssen dat er meer burchten zoals IJsselmonde en Lexmond zijn geweest in het ontginningsgebied in de westelijke grenszone van het latere Nedersticht.22 Daarmee zou De Haar een soortgelijke functie kunnen hebben vervuld als
deze vroegst bekende bisschoppelijke kastelen. Kastelenbouw door de bisschoppelijke meier als uiting van zijn status lijkt ons, gezien de vroege datering, zeer onwaarschijnlijk. Zoals we verderop betogen bouwde de groep van ministerialen in het Nedersticht op zijn vroegst in de dertiende eeuw kastelen.
Mogelijk heeft de Utrechtse burggraaf zich bemoeid met de bouw. In 1267 blijken namelijk bisschoppelijke goederen in Vleuten lenen te zijn van de burggraaf.23 Als De Haar onderdeel was van de lenen die de burggraaf van Utrecht van de bisschop had ontvangen, zou er een verband kunnen zijn tussen het ambt en de burcht. Eind elfde eeuw of in het begin van de twaalfde eeuw kwam het ambt van burggraaf van Utrecht in handen van een vooraanstaand ministerialengeslacht; daarvoor werd het uitgeoefend door leden van het edelvrije geslacht Ten Goye.24
19 Olde Meierink et al. 1995: 8-9, 203-204; Buitelaar 1993: 337 stelt dat de oorspronkelijke edelvrije familie onder Gijsbert ten Goye rond 1245 is overgaan in de ministerialiteit.
20 Van der Mark & Tebbens 2013; Huiting 2013a.
21 Huiting 2013a; Huiting 2013b; Huiting 2020: 292-296.
22 Janssen 2014: 228.
23 Huiting 2013b: 38.
24 Buitelaar 1993: 81. Zie ook paragraaf 3.2.
Conclusie
  391
 

















































































   391   392   393   394   395