Page 394 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 394
Hoofdstuk 6
In de dertiende eeuw en de eerste helft van de veertiende, toen de positie van de bisschop als territoriale vorst verzwakte, waren er toch enkele krachtige bisschoppen die kastelen lieten bouwen. Zo was bisschop Hendrik van Vianden verantwoordelijk voor de bouw van kasteel Vreeland, waarmee hij de interne orde probeerde te handhaven. Deze burcht bestond waarschijnlijk uit onder andere een stenen vierkanten toren. Bisschop Gwijde van Avesnes bouwde Dullenborch (ongeveer 1312) en kocht de burcht Stoutenburg aan (1315/1316), waarna hij die liet verbouwen. Van het laatstgenoemde kasteel wordt vermoed dat het een ringmuur had. Beiden burchten grensden aan Gelders gebied. Voor de militaire organisatie van deze kastelen gebruikte de bisschop het erfelijke burggraaf-borgmannensysteem, hoewel dit net als in het Oversticht tot problemen leidde.25 De bisschoppelijke kastelen Montfoort en Woerden werden net als die van Coevorden, Kuinre en mogelijk ook Almelo en Goor elk toegeëigend door de residerende burggraaf die het als zijn eigen dynastieke kasteel ging benutten.
Het verpanden van kastelen door bisschoppen nam in het Nedersticht een aanvang onder de electbisschop Jan van Nassau. Hij zat zo om geld verlegen dat hij de bisschoppelijke burcht Ter Horst en de pas gebouwde bisschoppelijke burchten Vreeland en Montfoort verpandde. Hoewel we geen bronnen daarover kennen, is het gezien zijn slechte financiële situatie goed mogelijk dat Jan van Nassau ook in het Oversticht een aantal kastelen heeft verpand. De Hollandse graaf Floris V (1254-1296) wist goed van zijn zwakte gebruik te maken: hij kwam met bisschop Jan van Nassau overeen hem tegen zijn vijanden te helpen in ruil voor de beschikking over de bisschoppelijke kastelen en de inkomsten uit delen van het Nedersticht. Graaf Floris V ging vervolgens de strijd aan met de heren van Amstel en Woerden. Hij belegerde Vreeland en voegde ter compensatie het Amstelland en Woerdense goederen toe aan zijn eigen territorium.26 In de latere periode onder bisschop Jan van Diest was de ontwikkeling in het Nedersticht gelijk aan die in het Oversticht: de bisschoppelijke kastelen werden verpand om geld voor de bisschoppelijke kas te genereren.27
Net als in het Oversticht zien we dat in deze periode van verzwakking de kastelen sterk in aantal toenamen. Vanaf het midden van de dertiende eeuw beschikten steeds meer ministerialen over middelen om een eigen kasteel op te trekken. Door in een kasteel te wonen gaf de ministeriaal aan dat hij tot de ridderstand behoorde.28 Onder deze ministerialen- kastelenbouwers waren enkele machtige families: Van Zuylen, Van Renesse, Van Rijn en Van Wulven. Zij bezaten elk meer dan één kasteel. Vooral de familie van Zuylen wist via erfenissen en een kiene huwelijkspolitiek een flink aantal burchten in handen te krijgen. Daarnaast bezat zij ook veel land. We zien de Van Zuylens dan ook vaak terug op belangrijke posities in het bisschoppelijk gevolg. Bij de Van Wulvens resulteerde deze ontwikkeling zelfs in een kastelencluster: iedere zoon kreeg, bij wijze van spreken, zijn eigen kasteel, en die familiekastelen waren dan ook nog eens vlak bij elkaar gelegen. Het betrof hier veelal kleine versterkingen, elk naast een bijbehorende boerderij.
De meeste edelen lieten vanaf de dertiende eeuw een woontoren bouwen als hoofdburcht. Vanaf de veertiende eeuw kon dat ook een zaaltoren zijn: meestal werden de woon- en zaaltorens stapsgewijs verder uitgebouwd met nieuwe vleugels. Vermogende edelen konden zich echter ook andere vormen permitteren. Zo bestonden Sterkenburg, Vianen, Loenersloot, De Haar, Abcoude, Linschoten en Nesse uit complexen met een polygonale, ronde of ovale ringmuur. Binnenin stonden gebouwen die vaak tegen de ringmuur waren opgetrokken.29 De edelen die opdracht gaven voor de bouw van een kasteel met een vierkante of rechthoekige plattegrond, te weten de opdrachtgevers van huis Doorn, Schonauen, Woerden, Rijnenburg, Marckenburg en mogelijk ook Schalkwijk, Nijevelt en de Kronenburg, onderhielden veelal een relatie met de graaf van Holland.30 Adolf van Waldeck, domproost van Utrecht en waarschijnlijk de opdrachtgever van huis Doorn, was bijvoorbeeld een vertrouweling van
25 Janssen 2014: 231.
26 Renaud 1995 et al. 15
27 Janssen 2014: 232.
28 Renaud 1995 et al.: 15-16.
29 Renaud & Olde Meierink 1995: 25; Van der Mark & Tebbens 2013.
30 Renaud & Olde Meierink 1995: 26.
392