Page 388 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 388
386
Hoofdstuk 6
zich ontwikkelde als een territoriale ambtsstaat, stapte de bisschop af van het erfelijk in leen uitgeven van functies. Daarmee zullen ook de borgmannen als beschermers van de kastelen buiten spel zijn gezet. Weliswaar behielden de bestaande borgmannen hun status, maar voor de bescherming van de kastelen werden nu huurlsoldaten aangetrokken die onder leiding van een afzetbare kastelein stonden.
Net als andere edelen in het Sticht wilden deze borgmannen ook hun eigen residentie optuigen met bij voorkeur verdedigingsarchitectuur. We zien dat vanaf de veertiende eeuw en vooral de vijftiende en zestiende eeuw deze borgmansresidenties uitgroeiden tot adellijke huizen. De bewoners probeerden net als de edelvrije kastelheren goederen en rechten rondom hun woning te verzamelen, zij het op een veel kleinere schaal. Deze vormden in de nieuwe tijd de basis voor verschillende landgoederen die tegenwoordig nog het Zuidwest- Twentse landschap bepalen.
In hoeverre helpt de analyse van het micro-regionale kastelenlandschap van Zuidwest-Twente nu om de andere kastelenclusters in het Oversticht te begrijpen? We hebben in paragraaf 3.6 de eerste aanzet gegeven om deze clusters in een fasering te plaatsen. Detailstudies zoals die naar Zuidwest-Twente kunnen uiteraard nog meer inzicht bieden. Toch kunnen we alvast een aantal belangrijke conclusies trekken met de kennis van zowel het territoriale, micro- regionale als lokale kasteellandschap.
Allereerst blijkt dat de wisselwerking tussen de ontwikkeling van territoriaal gezag versus de ontwikkeling van lokale machtshebbers van belang is om de fasering van de regionale kastelenlandschappen te kunnen begrijpen. Bij afwezigheid van sterk centraal wereldlijk gezag vulden edelen, landschappen en steden al snel het machtsvacuüm op. Aangezien de territoriale machthebber in zo'n geval niet in staat was het versterkingsregaal te handhaven, kon in principe iedereen een kasteel bouwen die over voldoende geld en macht beschikte.
Waarom lagen er nu zoveel kastelen rondom de stad Groningen en de Kop van Drenthe, in Zuidwest-Drenthe, langs de rivieren de Regge en de Vecht, tussen de steden Deventer en Zwolle langs de IJssel en in Zuidwest-Twente? Voor elk van deze kastelenlandschappen kunnen we een ander antwoord geven, maar er zijn wel enkele gemene delers. Zo zien we dat edelen in haast alle streken versterkte huizen bouwden, vooral in de veertiende eeuw, en dat deze gebouwen na ongeveer 1400 geen of slechts een beperkte militaire-functionele verdedigingsarchitectuur hadden.
Het cluster rondom Groningen en de Kop van Drenthe kunnen we ten eerste verklaren door te wijzen op het ontbreken van bisschoppelijk gezag tussen ongeveer 1225 en 1400. Ten tweede werd de kasteelbouw er gevoed door de strijd tussen rivaliserende partijen die uit waren op het versterken van hun machtsposities. Ten derde was er de algemene ontwikkeling van edelen die op een versterkt huis wilden wonen. Ten vierde speelde in een latere fase de terugkeer van het bisschoppelijk gezag, een rol, in het bijzonder in de jaren 1400-1405, toen de bisschop de kastelenbouw opnieuw inzette als middel om zijn gezag over het gebied te herstellen.
Voor Zuidwest-Drenthe is het lastiger het voorkomen van veel kastelen te verklaren, aangezien er weinig gegevens over de sites bekend zijn. In dit landschap zijn sommige versterkingen mogelijk verrezen gedurende de partijstrijd in de dertiende en eerste helft van de veertiende eeuw in het noordelijk Oversticht. Het is echter de vraag of de andere edelmanshuizen toen al bestonden, en of ze toen ook al versterkt waren.
De hoge concentratie kastelen in de Sallandse landschappen heeft vooral te maken met de bouw van versterkte edelmanswoningen in de veertiende eeuw. Wat de locatiekeuze betreft had de adel een voorkeur voor de lager gelegen gebieden in het landschap, voor zover ze daar over land kon beschikken. Daarom vinden we relatief veel kastelen langs de randen van het Sallandse keileem-en dekzandlandschap. In Drenthe bouwden edelen hun burchten ook op dit soort locaties. In het rivierenlandschap prefereerde de adel logischerwijs liggingen langs een rivier.