Page 386 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 386
384
Hoofdstuk 6
en het Gorecht. Tijdens zijn episcopaat is het aantal permante bisschoppelijke kastelen flink uitgebreid door de bouw van Venebrugge, Slingeborg en Blankenham, de aan/terugkoop van Kuinre en de herovering van Coevorden. In het geval van laatstgenoemde twee burchten liet Frederik een nieuwe versterking bouwen omdat de reeds bestaande bouwwerken kennelijk niet aan zijn eisen voldeden. Vollenhove bleef al die tijd functioneren. De Twents/Sallandse landweer en die bij Venebrugge zijn eveneens in de tijd van Frederik aangelegd. Vijf tijdelijke versterkingen en een landweer bij Groningen zijn ook op het initiatief van deze bisschop opgetrokken, in het kader van de Utrechts-Groningse oorlog. Deze burchten zijn echter aan het einde van het conflict ook weer afgebroken. Frederik had nog meer plannen. Zo wilde hij onder andere de Blankenborg bij Haaksbergen aankopen. Door de grenzen van dit gebied af te schermen met landweren en kastelen hoopten de bisschop en de steden dreiging van buitenaf te kunnen weren en de interne orde te handhaven. De bisschoppelijke burchten functioneerden nu als militaire, juridische, economische en administratieve centra van de laatmiddeleeuwse territoriale ambtenarenstaat. Deze politiek werd voorgezet onder Rudolf van Diepenholt, die alsnog de Blankenborg aankocht en de burcht Enschede in zijn bezit had. Het Oversticht was met dat al rond 1450 uitgegroeid tot een gesloten, door kastelen en landweren beveiligd territorium.
6.3 De langetermijnontwikkeling van micro-regionale en lokale kastelenlandschappen in het Oversticht
De analyse van het territoriale kastelenlandschap in hoofdstuk 3 bracht twee opvallende verschijnselen aan het licht. In eerste instantie merkten we op dat de twee oudste kastelen een afwijkende ligging hadden in het landschap ten opzichte van de andere onderzochte burchtterreinen: ze waren gebouwd in de wildernis. Een tweede waarneming was dat op de kaart van het Oversticht enkele opvallende concentraties van (mogelijke) kastelen zichtbaar zijn, namelijk rondom de stad Groningen en de Kop van Drenthe, in Zuidwest-Drenthe, in Zuidwest-Twente, langs de rivieren de Regge en de Vecht en langs de IJssel tussen de steden Deventer en Zwolle. In hoofdstuk 4 en 5 hebben we twee kastelenlandschappen op lokaal en micro-regionaal niveau meer gedetailleerd en interdisciplinair bestudeerd om zo duidelijkheid te krijgen in deze verschijnselen. Het model van kasteellandschap vormde de leidraad voor de opzet van deze studies. Eerst reconstrueerden we het fysieke landschap en vervolgens plaatsten we deze gegevens tegen de ontwikkeling van het machtslandschap. Uiteindelijk resulteerde dit in een schets van de langetermijnontwikkeling van het kastelenlandschap van de deelstudiegebieden.
Voor de casus van de Hunenborg hebben we in samenwerking met de historisch-ecoloog H. Smeenge en de archeoloog H. Scholte Lubberink veldwerk kunnen verrichten. De daaruit voorgekomen data zijn gebruikt voor de reconstructie van het middeleeuwse lokale kasteellandschap. Het veldwerk was gericht om gegevens te verzamelen over ouderdom, gebruiksduur, functies en bouwheer van de burcht en het omringende gebied. Vervolgens hebben we de burcht, zoals in paragraaf 6.2 is uiteengezet, geplaatst tegen de resultaten van het territoriale kastelenlandschap.
In hoofdstuk 5 hebben we als casus het cluster Zuidwest-Twente nader uitgewerkt. Dat stelde ons in staat de wederzijdse invloed tussen kasteel en landschap door de tijd nauwkeurig op regionaal niveau te volgen (zie paragraaf 5.14 voor de reconstructie van het Zuidwest- Twenste kastelenlandschap). Op deze manier wilden we meer inzicht krijgen in de dynamiek van dergelijke clusters. We hebben in deze deelstudie verschillende mechanismen achter de ontwikkeling van het kastelenlandschap kunnen blootleggen, namelijk het ontstaan van een kasteellandschap van edelvrijen, de verandering van een kasteellandschap als gevolg van de bisschoppelijke bemoeienis, en de bouw van veertiende en vijftiende-eeuwse residenties van edelen, in het bijzonder die van de borgmannen.
Kasteel Diepenheim bleek een goed voorbeeld van de ontwikkeling van een kasteellandschap rondom een stamburcht. We zien hier dat een edelvrije op eigen goed een burcht bouwde die