Page 380 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 380

                                Hoofdstuk 6
om in deze kennislacune te voorzien door de ontwikkeling van bisschoppelijke burchten, adellijke huizen en versterkingen te analyseren en te verklaren in relatie tot het landschap in Noordoost-Nederland tussen 1050 en 1450.
Daarbij stuitten we op een probleem. Een studie van de kasteelontwikkeling vereist raadpleging van verschillende typen bronnen: uit de archeologie, geschiedenis, architectuurgeschiedenis, landschapsgeschiedenis en kunstgeschiedenis. Het Europese kastelenonderzoek biedt echter geen sluitend theoretisch en methodologisch kader om deze soorten bronnen integraal te ontsluiten. Wel hebben enkele onderzoekers in de afgelopen decennia laten zien dat veel inzicht in de kastelen en hun rol in de middeleeuwse samenleving kan worden verkregen wanneer deze versterkingen worden onderzocht in relatie tot het hun omringende landschap. Zo’n landschappelijke benadering in de kastelenkunde heeft een tweevoudig vertrekpunt: ten eerste heeft het landschap invloed op de locatie van het kasteel en ten tweede gaf dat kasteel gedurende zijn bestaan mede vorm aan het omringende landschap. In de studies die zich hierop richtten ontbreekt het echter aan een onderzoeksmethode waarin de veelzijdigheid van kastelen op systematische wijze vanuit verschillende disciplines kan worden onderzocht.
Op basis van deze overwegingen hebben we daarom in hoofdstuk 1 het drieledige model van kasteellandschap geïntroduceerd als hulpmiddel om de wisselwerking tussen kasteel en landschap in het Oversticht te bestuderen. Dit model is gebaseerd op de ideeën van de Deense geograaf Kenneth Olwig en de Nederlandse landschapsfilosoof Maarten Jacobs. Olwig heeft aangetoond dat het Germaanse woord lantskip/lantscap, zoals dit in de middeleeuwen algemeen in grote delen van Noordwest-Europa werd gebruikt, niet alleen refereerde aan een historisch-politiek territorium met zijn fysieke kenmerken, maar ook aan de traditioneel daarbij behorende samenleving en haar instituties, gewoonten en gebruiken.2 Dit concept, als een combinatie van een tastbare fysieke ruimte en een meer immaterieel sociaal en cultureel landschap, is verder uitgewerkt door Jacobs. Op basis van de driedelige ontologie van Habermas ontwierp Jacobs een driedimensionaal model van de verschillende realiteiten van landschap. Als eerste dimensie is er volgens hem die van het fysieke landschap (matterscape) dat zou bestaan uit alle soorten natuurlijke en culturele fysieke kenmerken, structuren en patronen. Deze kunnen positivistisch worden getest met natuurwetenschappelijke methoden. Ten tweede onderscheidt Jacobs een sociale dimensie van het landschap (powerscape), waarin alle sociale en economische relaties, rechten en culturele aspecten, inclusief taal tot uiting komen. Deze dimensie kan men dan rekenen tot het domein van de sociale, economische en geesteswetenschappen. Tot slot onderscheidt Jacobs de individuele mentale dimensie van het landschap (mindscape), die de persoonlijke waarden, gedachten, gevoelens en houdingen die individuen hebben ten opzichte van het landschap omvatten. Studies daarnaar vallen traditioneel onder het domein van de psychologie, de culturele geografie en de kunst.
Om tot een reconstructie van het Overstichtse kasteellandschap te komen is niet alleen een landschapsdefinitie, maar ook een definitie van het kasteel nodig. De huidige in de Nederlandse kastelenkunde gehanteerde definitie bleek niet geheel geschikt, omdat deze veel kasteelterreinen buiten beschouwing zou laten. Daarom is in hoofdstuk 1 een brede werkdefinitie opgesteld die inhoudt dat alle sites die een functionele of symbolische vorm van verdedigingsarchitectuur hebben en deze combineren met een economische, administratieve/juridische, representatieve of militaire functie – steden en kloosteruithoven uitgezonderd –, als kasteel beschouwd dienen te worden.
Deze definities van kasteel en landschap vormden de basis voor het kasteellandschapsmodel. Om de wisselwerking tussen kastelen en de omgeving te kunnen onderzoeken, dienden we de drie dimensies uit het model van Jacobs in kaart te brengen. Daarvoor waren verschillende bouwstenen nodig. De eerste bouwsteen vormde de inventarisatie van alle terreinen die aan voornoemde definitie van kasteel voldoen, plus de terreinen waar waarschijnlijk sprake is van verdedigingsarchitectuur uit de middeleeuwen, maar waarvan de context niet precies bekend
2 Olwig 1996: 631- 633; Jacobs 2006: 8-9; Zie ook Spiekhout & Spek 2018. 378
 



























































































   378   379   380   381   382