Page 382 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 382

                                380
Hoofdstuk 6
gedragen als prinsbisschop. Zijn veranderende rol viel samen met algemene ontwikkelingen in het Duitse Rijk. Vanaf het midden van de elfde eeuw zien we dat grootgrondbezitters en magnaten begonnen met het opbouwen van territoriale macht. Verschillende factoren, zoals een toenemend dynastiek bewustzijn van edelen, de economische groei van stad en platteland, ontginningen evenals de stichting van boerderijen, kloosters en steden, stimuleerden het ontstaan van prinsdommen.
Tegelijk met deze veranderingen verschenen in het bisdom Utrecht de eerste kastelen. Zover we historisch kunnen nagaan zette de bisschop de burchten in om zijn aanspraken veilig te stellen op wereldlijke rechten en goederen. Omdat in deze periode de koning en bisschop een goede verhouding met elkaar hadden, is het zelfs denkbaar dat de koning bij de bouw van die kastelen betrokken is geweest. Voor de twee oudste kastelen in het Oversticht, de Hunenborg en de Schulenborg, konden we aantonen dat de bouwheer een duidelijke voorkeur had voor een bepaalde locatiekeuze. Hij liet ze namelijk aanleggen op een dekzandkop in een vrij ontoegankelijke wildernis. De opzet was tweeledig. Ten eerste waren ze door hun locatie en opzet zo ontoegankelijk, dat een leger de kastelen niet gemakkelijk kon innemen. Ten tweede lagen ze vanuit regionaal perspectief wel zo gunstig – in het centrum van het graafschap Twente – dat het van hieruit mogelijk was met bereden wapendragers het gehele gebied te bestrijken. Het waren dus waarschijnlijk uitvalsbases met een bezetting van burchtsoldaten die de beschikking hadden over paarden.
Hoewel de Schulenborg en Hunenborg nog wel in de twaalfde eeuw functioneerden, bouwde de bisschop geen soortgelijke in de wildernis gelegen ringwalburchten meer na 1140. In plaats daarvan liet hij nu kastelen optrekken op strategische punten in het landschap die van belang waren voor de beveiliging van de verkeersroutes en de grensverdediging: ze functioneerden als een soort poorten zoals we in 6.1 hebben uiteengezet voor kasteel Coevorden. Ook de burcht Vollenhove, die mogelijk als ringwalversterking is gebouwd, lag op zo’n locatie. De bisschop heeft deze burcht langs de vaarroute laten bouwen die hij – en wellicht ook vele anderen – nam wanneer hij vanuit Utrecht over de Zuiderzee naar het Oversticht reisde. Toen in de loop van de twaalfde eeuw door veenafslag een waterloop bij Kuinre vrij kwam te liggen, liet de bisschop die dan ook afsluiten met een mottekasteel: Kuinre-I. Mogelijk moeten we de burcht Goor, die toen bij een belangrijke passage door moerassig gebied op de grens met Diepenheim lag, eveneens als zo’n bisschoppelijk kasteel zien. Daarnaast functioneerde in deze periode de stad Groningen als burcht, gelegen op een kruispunt van land- en waterwegen. Ook daar werd een bisschoppelijke burggraaf gestationeerd. Waarschijnlijk fungeerde Deventer, de toegangspoort naar het Oversticht via de IJssel, waar ook een bisschoppelijk paleis stond, in deze periode ook als een dergelijk steunpunt. Het oosten van het bisschoppelijk territorium werd tenslotte afgesloten door de veroverde burcht Bentheim. Voor de exploitatie van zijn kastelen stelde de bisschop burggraven aan die hun ambt erfelijk in leen kregen. De militaire bezetting bestond waarschijnlijk al in deze periode uit borgmannen. In de twaalfde eeuw waren, voor zover bekend, nog geen andere kastelenbouwers dan de bisschop in het latere Oversticht. Te Diepenheim, waar in de twaalfde eeuw de gelijknamige edelvrije familie op een kasteel woonde, oefende de bisschop toen nog geen wereldlijk gezag uit.
De Hunenborg en de Schulenborg raakten in de dertiende eeuw buiten gebruik. Uit de studie naar het lokale kasteellandschap van de Hunenborg (hoofdstuk 4) blijkt dat destijds het landschap rondom deze burcht natter werd als gevolg van bovenstrooms gelegen ontginningen en de daarmee gepaard gaande grotere afvoer van oppervlaktewater. De wateroverlast was op een zeker moment zelfs zo groot dat een verhoogde toegangsweg moest worden aangelegd om bij de Hunenborg te komen. Mogelijk heeft deze landschappelijke verandering de bruikbaarheid van de twee kastelen negatief beïnvloed. Daarnaast speelde waarschijnlijk een rol dat het concept van wildernisburchten in deze periode niet langer functioneel was. Geen enkele Overstichtse kastelenbouwer heeft het namelijk na 1200 nog toegepast. Aangezien de bisschop in de dertiende eeuw een steeds duidelijker zicht kreeg op de grenzen van zijn territorium, was het voor hem interessanter om grenskastelen te bouwen.





























































































   380   381   382   383   384