Page 379 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 379
Otto II van Lippe een groots opgezette strafexpeditie in 1227 uitvoerde om een eind te maken aan de opstandigheid, werd hij ‘wreed vermoord in een stinkend moeras’. Om nog geloofwaardig als territoriaal heer te kunnen optreden en zijn gezag te handhaven, ook over zijn nog trouwe dienstlieden, had zijn opvolger bisschop Wilbrand van Oldenburg geen andere keus dan de dood van bisschop Otto te wreken en de opstandelingen zwaar te straffen.
Het feit dat kasteel Coevorden op de belangrijkste verbinding tussen de moerassen in het noordelijke (Drenthe, het Gorecht) en het zuidelijke deel (Salland, Twente, Vollenhove) van het Oversticht lag, maakte het niet eenvoudiger voor bisschop Wilbrand van Oldenburg om er voet aan de grond te krijgen. In de vroege twaalfde eeuw had een van zijn voorgangers, bisschop Hartbert, het strategische idee om bij deze belangrijke passage door de venen een burcht te bouwen. Nu was het voor de oorspronkelijke eigenaar een obstakel geworden in plaats van een steunpunt, waarin de afvallige burggravenfamilie zich lang wist te verschansen. De bisschop heeft het kasteel Coevorden dan ook verschillende keren belegerd om het terug te krijgen en zijn territoriaal gezag in het noordelijk Oversticht te herstellen, zo lezen we in de Narracio. Dat lukte een paar keer, maar even zovele malen wisten de Van Coevordens de burcht weer in handen te krijgen. In deze strijd liet Wilbrand een nieuw bisschoppelijk kasteel bouwen als dwangburcht tegen ontrouwe onderdanen: Hardenberg. Hij zette dus kastelenbouw in als reactie op de mislukte kastelenpolitiek van zijn voorgangers.
Op lange termijn had ook de kastelenpolitiek van bisschop Wilbrand weinig succes. Hardenberg raakte buiten gebruik en Coevorden werd verpand. De Van Coevordens hebben zich tot 1395 ongestoord als autonome burchtheren kunnen gedragen. Het was bisschop Frederik van Blankenheim die in genoemd jaar deze ‘poort van Drenthe’ wist terug te winnen en een eind maakte aan de macht van de burggravenfamilie. Hij liet na de verovering het oude kasteel, dat inmiddels symbool stond voor de macht van een onafhankelijk geslacht, afbreken en het vervangen door een moderne rechthoekige versterking.
Het verhaal over de burggraven van Coevorden is illustratief voor de langetermijnontwikkeling
van bisschoppelijke burchten, adellijke huizen en versterkingen in het Oversticht. De kastelenbouw hangt in dit territorium samen met de sterke of zwakke positie van de vorstbisschop. Wie ambities had als semi-zelfstandige edelman een eigen positie uit te
bouwen, probeerde in het middeleeuws Oversticht een kasteel op te trekken of te verwerven.
Soms gebeurde dit met bisschoppelijke toestemming, maar in veel gevallen heeft de bisschop
niet aantoonbaar het versterkingsrecht verleend. Dat heeft ermee te maken dat in de tweede
helft van de dertiende en de eerste helft van de veertiende eeuw, ruwweg tussen de slag bij 6 Ane in 1227 en de aanstelling van Jan van Arkel in 1342, de bisschop vanwege zijn uiterst
slechte financiële positie de grootste moeite had om de interne orde te handhaven. Tussen 1050 en 1450 hebben er in het Oversticht minstens 78 burchten gestaan.1 Van 58 andere sites is het door gebrek aan bronnen niet met zekerheid uit te maken of het kastelen waren. Deze kastelen en mogelijke kastelen zijn lang niet allemaal door de bisschop gebouwd. Er waren ook edelvrijen, ministerialen, steden en partijen die burchten bouwden en dus het versterkingsrecht toepasten, dan wel het zich aanmaten. Het is dus een geheel aan gevarieerde persoonlijke en corporatieve ambities, in relatie tot de ontwikkeling van landsheerlijkheid, dat heeft geresulteerd in het Overstichtse kastelenlandschap tussen 1050 en 1450.
6.2 De langetermijnontwikkeling van het Overstichtse kastelenlandschap
In de hier gepresenteerde studie hebben we ons tot doel gesteld het kastelenlandschap van het Oversticht te reconstrueren. Lange tijd waren de burchten in dit gebied, dat in de late middeleeuwen ongeveer de huidige provincies Overijssel en Drenthe omvatte, evenals het toenmalige Gorecht in de huidige provincie Groningen en een deel van Stellingwerf in het huidige zuidoosten van Friesland, nauwelijks onderzocht. Het doel van dit onderzoek was
1 Volgens onze in hoofdstuk 1 opgestelde werkdefinitie.
Conclusie
377