Page 37 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 37

                                aan de Universiteit van Utrecht, een leerstoel die later naar de Technische Hogeschool in
Delft verhuisde.116 Daarmee raakte het onderzoek naar kastelen ingebed in de Nederlandse 1 academische wereld. In zijn inaugurele rede getiteld Variaties op het thema kasteel benadrukt
Renaud dat een diversiteit aan bronnen en methoden moet worden gebruikt om het kasteel
te onderzoeken. Hij ziet de archeologisch-architectonische benadering in combinatie met
het bestuderen van geschreven en iconografische bronnen als de ideale manier om de kasteelontwikkeling te onderzoeken en kasteelvormen te definiëren.117 Hij was daarmee de
eerste wetenschapper in Nederland die de noodzaak bepleitte om het begrip kasteel helder
te omschrijven.118
Renaud heeft zelf geen typologie gepubliceerd, hoewel hij tijdens zijn colleges kastelenkunde wel een vormontwikkeling schetste voor zijn studenten. Enkele oud-studenten hebben op basis van hun aantekeningen deze vormontwikkeling gepubliceerd in De Delfse colleges Kastelenkunde van prof. Dr. Jaap Renaud.119 Volgens zijn studenten onderscheidde Renaud in zijn colleges drie hoofdtypes: de motte, het ronde waterkasteel en het vierkante kasteel, hoewel hij dit overzicht chronologisch niet erg duidelijk afbakende. Het eerste type, de motte, bestond volgens hem uit een versterking op een heuvel van circa 4 m - 5 m hoog en was omringd door een gracht. Bovenop de heuvel stond een toren zodat het omringend terrein vanuit een hoge positie verdedigd kon worden. Een deel van de mottes is volgens Renaud in een later stadium uitgebouwd tot een rond waterkasteel, waarbij het accent in de verdediging niet op de hoogte van de heuvel kwam te liggen, maar op de breedte van de gracht. Daarnaast ontstonden tevens nieuwe ronde waterkastelen die geen motte als voorganger hadden. De oudste waterkastelen hadden een toren in het midden Bij jongere waterkastelen is deze juist bij de gracht gebouwd met aansluitend verschillende bijgebouwen. Het vierkante kasteel deed volgens Renaud rond 1250 zijn intrede. Via de Nederlandse kruisvaarders, die deze vorm hadden waargenomen tijdens de kruistochten, en via contacten met de Franse koning zou dit bouwconcept ook in West-Europa zijn geïntroduceerd. Net als Ter Kuile en Van Reyen is Renaud in zijn uitleg dus sterk gericht op de ontwikkeling van architectuurvorm van de hoofdburcht.
Inleiding
 Kasteeltype Mottekasteel
Ronde waterkastelen Vierkante kastelen
Datering
? ?-1250 1250-?
  Tabel 1.4: Morfologie en chronologie van middeleeuwse kasteeltypen volgens Renaud. Deze indeling is nooit door hemzelf gepubliceerd, maar opgesteld door enkele leerlingen op basis van Renaud’s colleges in Delft (Gruben et al. 2008).
Naar een multidisciplinaire aanpak met het oog op een multifunctionele interpretatie
Renaud ging in 1981 met pensioen. Pas in 1992 werd een nieuwe hoogleraar kastelenkunde vanuit de Nederlandse kastelenstichting aangesteld. Het betrof de reeds genoemde historicus en archeoloog Hans L. Janssen. Janssen pleitte in zijn oratie voor een integrale aanpak in kastelenonderzoek: ‘Wat we werkelijk nodig hebben, is een integrale benadering van ons onderwerp. Dit betekent dat we uitgaan van onderzoeksdoelstellingen, waarin de plaats van in dit geval het kasteel en zijn omgeving, de middeleeuwse maatschappij, centraal staan.’120 Een dergelijke benadering vereist volgens hem samenwerking tussen onderzoekers uit verschillende disciplines. De onderzoekers zouden hun centrale vraagstelling op elkaar moeten afstemmen om uiteindelijk ook hun onderzoeksresultaten te kunnen integreren tijdens de eindfase van het onderzoek.121
116 Gruben et al. 2008: 11.
117 Renaud 1966: 22.
118 Gruben et al. 2008: 89-90.
119 Gruben et al. 2008.
120 Janssen 1992: 10.
121 Janssen 1992: 11.
 35
 











































































   35   36   37   38   39