Page 310 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 310
Hoofdstuk 5
dus beslist niet de huilende partij. Het zijn echter Bernolds opvolgers en de buurman in Diepenheim geweest die het landschap nog meer naar hun hand hebben gezet om de toegankelijkheid en productiviteit ervan te verbeteren.
5.7 Bewoningsgeschiedenis
Toen Frederik van Blankenheim rond 1394 een rondreis door het Oversticht maakte, zag het landschap rondom Goor en Diepenheim er heel anders uit dan toen bisschop Bernold ongeveer 350 jaar eerder het goed Goor door ruil verwierf. Waar Bernold zich vanaf de hooggelegen stuwwal van Markelo te paard nog door broekbossen en vlierveenmoerassen moest bewegen om uiteindelijk in Goor uit te komen om zijn pas verworven goed te bezichtigen, reed Frederik met twee ruiters aan zijn zijde over een verhoogde Bandijk door een inmiddels open drassig hooi- en weilandengebied van de berg naar de stad Goor. Wanneer Frederik vervolgens besloot om naar het zuiden af te reizen om een bezoek te brengen aan het Schipbeek-project bij Westervlier, kwam hij op zijn reis verschillende beken en een watermolen tegen. Op weg naar het zuiden passeerde hij het stadje Diepenheim. Boeren waren op de dekzandruggen en -koppen druk bezig om op hun akkers gewassen te verbouwen en langs de beken lagen uitgestrekt gras- en hooilanden op de plekken waar Bernold ooit nog moerasbos had gezien. In de 350 jaar tussen de veronderstelde reizen van beide bisschoppen was dus veel veranderd in het cultuurlandschap, de waterhuishouding en de toegankelijkheid van de streek rond Goor en Diepenheim. In de navolgende paragrafen zullen we onderzoeken wat die veranderingen zijn geweest en welke relatie deze hadden met de kasteelontwikkeling in deze regio.122
Figuur 5.7: Gezicht op Goor omstreeks 1840. Het schilderij is gemaakt door James de Rijke. We zien de splitsing tussen de grindweg naar Delden en die langs Weddehoen naar Goor.
122 Zie ook paragraaf 5.13 waarin uitgebreid de bezitsverhoudingen worden behandeld. 308