Page 31 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 31
publiceerde.79 Hij past daarin een interdisciplinaire combinatie van geschiedenis, archeologie
en historische geografie toe om de kasteelontwikkeling in Frankrijk de schetsen. Hij ziet in 1 politiek-sociale en landschappelijke factoren de belangrijkste aanleidingen om veranderingen
in kasteeltypen te verklaren. Volgens Fournier bestaat vanaf het Romeinse rijk al een traditie
waarin versterkingen werden gebouwd, maar verschijnt het kasteel als nieuw type met de introductie van de feodaliteit in de tiende en elfde eeuw. Kastelen moeten we volgens hem
niet alleen als militaire bouwwerken zien maar als complexe ‘organismen’. Zo dienden veel
kastelen als residentie van een heer. Deze heren gebruikten hun kasteel als instrument om
het omliggende land te exploiteren en te beschermen. Met deze verklaring voor de opkomst
van kastelen volgt Fournier de in 1953 door de historicus Duby opgestelde theorie van
de zogenoemde feodale revolutie.80 Historici die deze zienswijze aanhingen dachten dat
rond het jaar 1000 in West-Europa grote veranderingen plaatsvonden als gevolg van het ineenstorten van het Karolingische Rijk. Deze gebeurtenis resulteerde onder andere in de
opkomst van een lokale elite en hun burchten. Vanuit kastelen konden deze lokale heren districten ontwikkelen en macht en bestuurlijk gezag uitoefenen over de boerenbevolking
die daarbinnen leefde. Ook pleit Fournier ervoor het onderzoek naar de kasteelontwikkeling
niet te laten stoppen in de middeleeuwen, maar door te laten gaan in de Nieuwe Tijd.81
Gaandeweg de middeleeuwen kregen kastelen volgens Fournier andere functies en verschijningsvormen. Dit kwam door ontwikkelingen in de plattelandssamenleving. De vroegmiddeleeuwse versterkingen waren gebouwd in een landschap waar slechts weinig door de mens was veranderd. Door de opkomst van handel, ontginningen en bevolkingsgroei veranderde ook de plek én rol van de kastelen, die nu werden gebouwd in een veranderend landschap of – nog later – in een volledig uitgekristalliseerd middeleeuws cultuurlandschap waar tal van fysieke en sociale structuren aanwezig waren, zoals handelsnetwerken, parochies of bestuurlijke systemen.82
Een ander thema dat Fournier aansnijdt is de rol van kastelen bij de nederzettingsontwikkeling. Volgens hem heeft de aanwezigheid van burchten in sterke mate de ontwikkeling van nederzettingen bepaald. Bij veel Franse kastelen is namelijk in de loop van de middeleeuwen een nederzetting ontstaan. De plattegronden daarvan weerspiegelen de relatie tussen kasteelheer en de dorpelingen en ook de verschillende expansiefasen van de nederzetting.83
De historicus en archeoloog André Debord, eveneens afkomstig van de Universiteit van Caen, heeft een overkoepelend handboek voor Frankrijk geschreven dat in 2000 postuum is gepubliceerd onder de titel van Aristocratie et pouvoir. Le rôle du château dans la France médievale. Volgens hem zijn Franse historici maar weinig geïnteresseerd in kastelen zelf. De materiële overblijfselen van kastelen zijn het domein van voornamelijk archeologen. Historici behandelen voor wat betreft de volle middeleeuwen volgens Debord hoofdzakelijk institutionele, sociale en ideologische vraagstukken over de feodale revolutie maar
79 Fournier 1978.
80 Fournier 1978: 254-255. Zie voor het debat over de feodale revolutie West 2013. West zet verschillende visies uiteen. Volgens hem is de in 1953 door Duby opgestelde theorie van de feodale revolutie sinds de jaren negentig bekritiseerd. Een deel van de kritiek had betrekking op de manier waarop historici tot dan toe de bronnen hadden geïnterpreteerd. De door hen waargenomen sociale transformaties rond het jaar 1000 zouden volgens de critici het gevolg zijn van een verkeerde interpretatie van geschreven bronnen. In die tijd veranderende namelijk de manier waarop men informatie op schrift stelde. Ook vanuit de antropologie kwam commentaar op de theorie. De structurele veranderingen in de samenleving die de feodale revolutie met zich mee zou brengen, konden volgens antropologen methodologisch gezien niet. In 2013 heeft de historicus Charles West op basis van een casus in het gebied tussen de rivieren de Marne en de Moezel een nieuwe hypothese geïntroduceerd. Volgens hem moeten we veel meer kijken naar de Karolingische hervormingen in de negende eeuw waarin de Karolingers met behulp van de Kerk verhoudingen in de samenleving probeerden te formaliseren. Deze socio-politieke verandering resulteerde geleidelijk aan in zich steeds verder uitkristalliserende machtsverhoudingen. De veranderingen die plaatsvonden waren dus niet het gevolg van het ineenstorten van het Karolingische rijk, maar eerder het gevolg en wellicht zelfs van de continuïteit van de Karolingische hervormingen. Zie ook John 2015 voor enkele kritische kanttekeningen bij de hypothese van West.
81 Fournier 1978: 257-259.
82 Fournier 1978: 255-256.
83 Fournier 1978: 256-257.
Inleiding
29