Page 29 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 29
Ontwikkeling van multifunctionele benaderingen in het Duitse kastelenonderzoek (1981-heden) 1 Tot 1981 had de archeologie van de middeleeuwen geen universitaire inbedding. Daar
kwam in dat jaar verandering in toen aan de Universiteit van Bamberg een leerstoel voor middeleeuwse archeologie werd opgericht waarin het kastelenonderzoek een voorname
rol speelde. Door de academische aanpak, de verbeterde dateringstechnologieën en veldtechnieken konden archeologen bouwfasen nauwkeuriger dateren. Zij behaalden ook
meer resultaten door nieuwe technieken te gebruiken, zoals grondradar, dendrochronologie, fosfaat-analyse, magnometrisch onderzoek, het gebruik van luchtfoto’s en het bestuderen
van andere soorten luchtscans. Onderzoekers integreerden daarnaast steeds vaker andere disciplines in het kasteelonderzoek, zoals de archeozoölogie, archeobotanie, bouwhistorie, kunstgeschiedenis, Siedlungsgeographie en antropologie.72
Deze ontwikkelingen hebben er niet alleen toe geleid dat typologieën beter werden gedateerd en verfijnd, maar ook dat burchten vanuit andere perspectieven werden bekeken dan alleen vanuit de architectuur. We zien vanaf deze periode publicaties verschijnen over de rol van het kasteel als economisch centrum, hun rol bij landuitbreiding zoals ontginning, de rol van de kasteelheer bij stadsstichtingen en de rol van burchten bij territoriumvorming.73 Deze nieuwe multidisciplinaire onderzoeksaanpak is sterk vertegenwoordigd in de publicaties die na de jaren tachtig zijn uitgegeven door Die Deutsche Burgenverein en de artikelen in het tijdschrift Burgen und Schlösser. Het duidelijkste voorbeeld is het tweedelige handboek Burgen in Mitteleuropa (1999).74 Hierin wordt vanuit verschillende invalshoeken (architectuur, functies en rechtsgeschiedenis) voor vrijwel het hele Duitstalige gebied globaal de kasteelontwikkeling besproken door verschillende auteurs. De bijdrage in deze bundel van Bode et al. is de sleutel om de Duitse kasteelontwikkeling te begrijpen. Zij bespreken kort de verschillende vormen en typen die in het Duitse gebied voorkomen. Daarin maken zij onderscheid in topografische typen, architectonische typen en functionele typen (tabel 1.1).
Onder de hoogteburchten rekenen Bode et al. de grote vroegmiddeleeuwse walburchten die volledige bergplateaus innamen en die uit de volle en late middeleeuwen met veelal een polygonale plattegrond. Waterburchten, gekenmerkt door een hoofburcht- en voorburchteiland, vinden we volgens hen niet alleen in laaggelegen land, maar in geheel Midden-Europa. De meest gebruikte architectuurvorm bij kastelen is volgens Bode et al. de torenburcht: torens blijven tot ver in de late middeleeuwen in zwang. De functionele typen, namelijk rijkskastelen, landsheerlijke kastelen, dynastenburchten, kastelen van lage adel, kastelen van borgmannen of ministerialen, kastelen van geestelijken, garnizoensburchten, voogdijkastelen, ganerbenburchten en ridderordenkastelen zijn volgens hen het lastigst te definiëren, aangezien bezitsverhoudingen en functies konden veranderen. Tot deze groep rekenen zij ook tolburchten en kastelen die havens of rivieren blokkeerden. Gebouwen zoals kerken en kloosters werden soms tot kasteel omgebouwd (bijvoorbeeld een kerkkasteel). In dat geval moeten we deze versterkingen volgens Bode et al. tevens tot de functionele kasteeltypen rekenen.
Inleiding
72 Zeune 1999: 32.
73 Böhme & Friederich 2008: 45-47; bijvoorbeeld Zeune 2006; Herdick 2001; Strickhausen 1998.
74 Böhme et al. 1999a; Böhme et al. 1999b.
27