Page 295 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 295

                                graaf of heer van Goor heeft zijn positie echter misbruikt, want volgens de veertiende-eeuwse kroniekschrijver Beke klaagde de bisschop bij de koning over het onrecht dat de graaf van Goor zijn ‘lande ende an sinen luden’ aandeed.71 De koning eiste verantwoording van de graaf, maar deze kwam niet opdagen. Daarop volgde volgens Beke een strafexpeditie in 1248 waarbij de koning het volk van de graaf verjoeg en de graaf gevangen werd genomen. De koning overhandigde de graaf vervolgens aan de bisschop. Alle rechten en goederen, en daarmee dus ook het kasteel Goor, waren vanaf dat moment weer in handen van de bisschop.72 In de daaropvolgende decennia komen we kasteel Goor dan ook tegen in de bisschoppelijke administratie als bisschoppelijk kasteel.
Gedurende de bisschoppelijke periode is kasteel Goor tenminste twee keer verwoest. De eerste keer was in 1262 toen de graaf van Gelre het liet platbranden.73 De tweede keer was rond 1311 als gevolg van een conflict tussen de bisschop en inwoners van Goor enerzijds en de burgers van Groenlo anderzijds. In dat jaar werd namelijk een oorkonde uitgevaardigd waarin de Groenloërs beloofden het door hen in brand gestoken kasteel Goor te herstellen. In het charter vinden we ook een beschrijving welke gebouwen in brand zijn gestoken: het huis, de kapel, de bergvrede en alle verdere bezittingen van de bisschop. De burgers van Groenlo hadden de keuze: ze mochten de verbrande gebouwen herstellen of de bisschop 100 mark uitkeren.74 Herstel en mogelijk ook een verbouwing heeft daarna plaatsgevonden, want Beke merkt bisschop Gwijde van Avesnes aan als bouwheer van kasteel Goor.75
Een soortgelijke functieverschuiving is ook waarneembaar bij kasteel Diepenheim-II. Daarvan weten we zeker dat het als stamkasteel is gebouwd en dat het is aangekocht door de bisschop in 1331.76 Met deze koop verloor de burcht de functie van stamkasteel en werd het een van de bisschoppelijke kastelen die de grenzen van het Oversticht bewaakten, zoals we reeds in hoofdstuk 3 hebben gezien. Mogelijk is ook de aankoop door de bisschop de reden geweest dat kasteel Diepenheim van vorm is veranderd. In de veertiende eeuw is het binnenterrein van de hoofdburcht, dus de ruimte binnen de ringwal, dichtgeschoven zodat een platform werd gecreëerd waarop een bakstenen kasteel kon worden gebouwd.77
Wel bleef Diepenheim de zetel voor het bestuur van de omringende heerlijkheid. De 5 borgmannen en dienstmannen uit de Daals-Diepenheimse periode zijn door Van Diest overgenomen. Eveneens weten we op basis van een bouwrekening dat tussen 1436 en
1438 het kasteel grondig is verbouwd om bescherming te bieden tegen vijandige troepen
die waren gelegen in Borculo gedurende het Utrechtse schisma. Helaas valt niet uit deze bouwrekening op te maken wat precies is verbouwd.78 Goor komt daarentegen na 1400 niet meer voor in de bisschoppelijke administratie en moet dus zijn functie als bisschoppelijk kasteel hebben verloren. Op de vraag waarom dit is gebeurd, komen we later in dit hoofdstuk nog terug.
In hoofdstuk 3 hebben we geconstateerd dat vanaf de veertiende eeuw steeds meer lage edelen een huis van stand gingen bouwen. In Zuidwest-Twente was dat ook het geval. Onduidelijk is vooralsnog waarom in die regio in vergelijking met andere Overstichtse gebiedsdelen zo’n hoge concentratie aan adellijke huizen ontstond. Het antwoord op deze vraag hangt samen met de geschiedenis van de kastelen Goor en Diepenheim, die beide een systeem van borgmannen kenden voor hun bescherming. Het zijn juist deze borgmannenfamilies geweest die adellijke residenties lieten bouwen. De borgmannen gingen namelijk op zeker moment wonen op goederen rondom de kastelen die zij oorspronkelijk werden geacht te beschermen. Misschien dat deze huizen aanvankelijk niet of nauwelijks afweken van andere boerderijen, maar tussen circa 1300 en 1500 zijn ze elk stap voor stap uitgegroeid tot huizen
71 Bruch 1982: 129.
72 Bruch 1982: 129.
73 OSU III nr. 1550.
74 UA BA nr. 206 blz. 52 (B).
75 Bruch 1982: 174.
76 UA BA nr. 78.
77 Renaud 1960: 215.
78 Benders & Bloemink 1996.
Het kastelenlandschap van Zuidwest-Twente
 293
 

















































































   293   294   295   296   297