Page 254 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 254
Hoofdstuk 4
In de omgeving van de wal geven de taxa uit het fossiele maaiveld meer aanwijzingen voor verstoring en dichtgeslagen bodems. Hier bevatten de monsters een hoog aandeel pollen van zwarte els, grote of ruige weegbree, smalle weegbree en grote waterweegbree. Het levermos watervorkje en diverse soorten uit het pitrus-type zijn ook indicatief voor tredmilieus, zoals greppels, bermen, paden, trapkuilen en akkers, die periodiek nat en droog zijn. Mogelijk lag er voor het opwerpen van het wallichaam een niet verhoogd pad, want dit zijn duidelijke tredbegroeiingen. De algen Botryococcus, Pediastrum en Zygnema wijzen op ondiep open water en een veranderend milieu, waaronder erosieprocessen. Ze zijn een indicatie voor een vernattend landschap in de periode tussen 1211 en 1351 AD. Dit is precies de tijd waarin de toegangsweg naar de Hunenborg werd verhoogd.
Figuur 4.29: Foto van een hooipad in het rivierbegeleidende bos van de Biebrzavellei in Noordoost- Polen. Zo zou ook de toegangsweg naar de Hunenborg voorafgaand aan de ophoging er kunnen hebben uitgezien.
De fossiele bodem onder de walstructuur B in het westen van het Voltherbroek toont een overeenkomstig beeld met de omgeving van de toegangsweg. De aanwezigheid van eik, berk, adelaarsvaren, zwartkoren, gewone eikvaren, blauwe knoop en gewone waternavel wijzen op een armere zoomvegetatie. Het past landschapsecologisch gezien bij de positie van de onderzoekslocatie, waar de hoge zandrug waarschijnlijk kenmerken van een Berken- Zomereikenbos bevatte en de semi-geïsoleerde laagte die van een Eiken-Haagbeukenbos/ Vogelkers-Essenbos, waarin zelfs maretak voorkwam.
Samenvattend kunnen we stellen dat het in de vroege en volle tot late middeleeuwen minder nat was in het Voltherbroek dan tegenwoordig. De Hunenborg is gebouwd midden in een vrijwel ongestoord groot bosgebied. Rondom de burcht stonden waarschijnlijk Eiken-Haagbeukenbossen/Vogelkers-Essenbossen. Op de lage terreindelen was een hoog aandeel zwarte els aanwezig. De grachtvulling wijst op periodieke overstroming vanuit het Dinkelsysteem, maar gezien de microfossielen van algen in de fossiele bodem onder de toegangsweg gebeurde dit pas in de volle tot late middeleeuwen toen de Hunenborg waarschijnlijk al (bijna) was verlaten.
252