Page 22 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 22
Hoofdstuk 1
Deze zienswijze werd pas doorbroken in 1979 door de historicus Charles Coulson in zijn baanbrekende artikel Structural symbolism in Medieval Castle Architecture. In plaats van een militaire uitleg te geven aan de ontwikkeling van kasteelarchitectuur stelt Coulson dat verdedigingsarchitectuur vooral vanuit representatie dient te worden verklaard.21 Hij baseert deze claim op historische documenten, de zogenoemde license to crenelate, dat zijn de vergunningen die edelen moesten aanvragen wanneer zij hun huis wilden versterken. Adellijke lieden van lagere afkomst probeerden vaak een dergelijke vergunning te verkrijgen om zo hun heerlijke status te verhogen.22 Weliswaar boden burchten in de ogen van Coulson bescherming tegen gevaren van buitenaf, maar dan voor kleinschalig geweld. Daarbij moeten we denken aan bijvoorbeeld protectie tegen roverbendes en niet tegen een heel leger. Coulson meent dat het militaire belang in de middeleeuwen dan ook sterk ondergeschikt was aan de functie van het kasteel als statussymbool.23
Coulson’s idee kreeg in de jaren negentig steun vanuit de archeologie en bouwhistorie. Tijdens archeologisch en bouwhistorisch onderzoek naar Bodiam Castle (The Weald, Zuidwest- Engeland), een burcht die tot op dat moment werd gezien als hoogtepunt in de evolutie van militaire architectuur, concludeerden de onderzoekers dat de verdedigingsarchitectuur inefficiënt was.24 Vooral het review-artikel van de archeoloog David Stocker uit 1992 The shadow of the general armchair droeg bij aan het in twijfel trekken van een militaire benadering in kastelenstudies ten voordele van een meer culturalistische benadering.25 In zijn artikel schetst Stocker het op dat moment actuele wetenschappelijke debat rond kastelen. Hij concludeert dat de meeste kasteelonderzoekers veelal geïnspireerd zijn door het militaire Victoriaanse verleden van Engeland waarin men streefde naar perfectie. Het was vanuit een dergelijke visie gezien vanzelfsprekend dat kastelen steeds beter verdedigbare versterkingen werden zodat ze weerstand boden tegen de steeds geavanceerdere wijzen van oorlogsvoering. Sociaalhistorische en economisch-historische benaderingen kwamen naast deze militaire visie tot dan toe weinig aan bod in de archeologie. Stocker pleit er daarom voor dat archeologen moeten proberen om kastelen meer vanuit de materiële cultuur te gaan begrijpen zonder dat zij daarbij meteen uitgaan van een militaire verklaring.
Tien jaar na het kritische artikel van Stocker publiceerde de archeoloog Matthew Johnson zijn theoretische visie op kastelen en kastelenonderzoek in het boek Behind the castle gate; from Medieval to Renaissance.26 Hierin stelt Johnson dat het artikel van Stocker tot dan toe weliswaar enige invloed heeft gehad op de theorievorming van de kastelenkunde, maar dat de invloed in de wetenschap toch teleurstellend is. Nog altijd leggen volgens hem onderzoekers te veel nadruk op de vervolmaking van kasteeltypologieën in plaats van op de uitdieping van de achterliggende formatieve processen en basisprincipes.27 Johnson meent ook dat het kastelenonderzoek veel te lang heeft gewerkt met allerlei aannames zonder dat hiervoor bewijs is geleverd of is gepoogd om deze te falsifiëren.28 Een kasteel is in zijn ogen een te veelzijdig en complex fenomeen om uitsluitend op basis van relatief eenvoudige militaire of symbolische achtergronden te worden beschouwd en onderzocht: ‘They were active and complex pieces of landscape and material culture.’29 Johnson pleit in zijn boek voor vergelijkende en diachrone studies van regionale en nationale bouwtradities. De mogelijke resultaten daarvan weerleggen naar alle waarschijnlijkheid het idee dat alle regio’s als gevolg van onderlinge contacten en diffusie van kennis in essentie dezelfde kasteelontwikkeling hebben gehad, zij het in een soms wat verschillende chronologie. Johnson pleit tevens voor een meer interdisciplinaire internationale en interregionale aanpak waarin de diversificatie en diachrone ontwikkeling van bouwkundige elementen, principes of technieken, als ook de daarmee samenhangende landschappelijke, technologische en sociaal-economische ontwikkelingen centraal staan. Daarbij dient ook ruimte te zijn voor het ontleden van lokale
21 Coulson 1979; Coulson 1994.
22 Coulson 1979: 78.
23 Coulson 1979: 82.
24 Platt 2007: 85.
25 Stocker 1992.
26 Johnson 2002.
27 Johnson 2002: 178.
28 Johnson 2002: 180-181.
29 Johnson 2002: 3.
20