Page 207 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 207
maakte beide tot ambtskastelen: Kuinre voor de gelijknamige heerlijkheid en Coevorden wederom voor heel Drenthe. Deze bisschop besteedde tevens geld aan het onderhoud van de bestaande bisschoppelijke kastelen Diepenheim en Vollenhove en breidde de Sallandse landweer uit tot aan Westervlier, waar Deventenaren ook werkten aan de Twents-Borculose landweer.
Frederik is waarschijnlijk ook verantwoordelijk geweest voor de bouw van de kleinere bisschoppelijke grenskastelen Venebrugge, Slingeborg en Blankenham. In het geval van de Slingeborg was de stad Zwolle nauw betrokken bij de aanleg van de landweer. We weten uit historische bronnen dat deze kastelen bestonden uit een bergvrede en in het geval van de Slingeborg en Venebrugge ook uit een landweer. De burchten lagen, voor zover we dat kunnen aantonen, op een plek waar een weg of waterweg een Stichtse grens kruiste.
Deze bisschop liet in samenwerking met de vijf Stichtse hoofdsteden tevens tenminste 3 vijf kastelen en één landweer aanleggen in de Utrechts-Groningse oorlog. Deze verdedigingswerken hadden aanvankelijk een tijdelijk militair-strategisch doel, namelijk de handelsroutes in het Sticht die naar Groningen leidden blokkeren en zo de Groninger markt
af te sluiten. Blankeweer, waarschijnlijk de belangrijkste van de vijf, kreeg gedurende de oorlog een kastelein. Rondom dit kasteel werden ook soldaten gestationeerd.
Voorts wist Frederik van Blankenheim nog het kasteel Neuenhaus en het kerspel Uelsen, gelegen in het rond 1200 verloren gegane Noord-Twente, in pand te krijgen als schadevergoeding. Ook had Frederik de Blankenborg te Haaksbergen willen kopen, waarmee een deel van de Twentse zuidgrens werd verdedigd. Dit gebeurde echter pas na aantreden van bisschop Rudolf. Deze bisschop wist ook kasteel Enschede te verwerven of te bouwen en na bijna honderd jaar de pandsom van kasteel Lage in te lossen, waardoor nu ook de Twentse oostgrens werd beschermd door verschillende verdedigingswerken.
Rond het jaar 1450 functioneerde het Oversticht als laatmiddeleeuwse territoriale ambtsstaat verdeeld in districten waarbinnen kastelen het centrale punt vormden voor de juridische, militaire en economische organisatie. In deze periode werd ook de grensverdediging van het Oversticht afgerond met zowel bisschoppelijke kastelen, stadsversterkingen als landweren. Dat omstreeks 1450 de adel geen verdedigbare kastelen meer bouwde kwam omdat de bisschop en de Overstichtse hoofdsteden daar streng op toezagen, hoewel de adel wel de bouw van ‘huizen van stand’ voortzette.
3.6 De regionale kastelenlandschappen in het Oversticht
In de reconstructie van het territoriale kastelenlandschap zijn twee verschijnselen opmerkelijk. Ten eerste zien we dat de twee oudste kastelen, de Hunenborg en de Schulenborg, ten opzichte van de jongere kastelen een andere landschappelijke situering kennen. We gaan daarom in hoofdstuk 4 met behulp van nieuwe veldwerkgegevens het kasteellandschap van de Hunenborg reconstrueren. Op die manier hopen we meer inzicht te krijgen in de landschappelijke ligging, bouwheer en ontwikkeling van deze burcht ten opzichte van de langetermijnontwikkeling van de Overstichtse kastelen op territoriaal niveau.
Een tweede opmerkelijk verschijnsel is dat in het Oversticht enkele kastelenclusters waarneembaar zijn, namelijk rondom de stad Groningen en de Kop van Drenthe, in Zuidwest- Drenthe, in Zuidwest-Twente, langs de rivieren de Regge en de Vecht en langs de IJssel tussen de steden Deventer en Zwolle. Met de voorgaande kennis over de ontwikkeling van het machtslandschap in het Oversticht is het nu mogelijk een eerste aanzet te geven om de ontstaansgeschiedenis van deze concentraties te verklaren. In hoofdstuk 5 zullen we één kastelenlandschap, namelijk dat van Zuidwest-Twente, uitgebreid reconstrueren.331
331 Voor een uitgebreide reconstructie van dit kastelenlandschap verwijzen we door naar hoofdstuk 5 van dit proefschrift.
Het territoriale machtslandschap
205