Page 204 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 204
Hoofdstuk 3
andere militair-functionele versterkingen zoals Nutspete en Lenerdawinkel zijn tot op heden niet teruggevonden. Waarschijnlijk zijn deze met hout en aarde gebouwd en kortstondig in gebruik geweest, waardoor ze lastig te traceren zijn. Voornoemde niet-bisschoppelijke kastelen werden net als de meeste bisschoppelijke kastelen op natte grond gebouwd.
Fase 4a (circa 1350-1400) - consolidatie van de territoriale macht in Salland, Vollenhove en in mindere mate Twente
Sinds het aantreden van Jan van Arkel kwam er een samenwerking tussen de bisschop en de drie Sallandse hoofdsteden op gang, hoewel onder het episcopaat van Jan van Virneborg een verzanding van deze samenwerking optrad. Gezamenlijk probeerden zij in eerste instantie in Salland de macht van de adel te beperken en vervolgens er hun eigen macht te consolideren. Zo verwoestten de bisschop en de Sallandse hoofdsteden diverse burchten van edelen. In deze periode liet de bisschop tevens verdragen uitvaardigen waarin hij kastelenbouw verbood of de mate van verdediging beperkte. Deze maatregelen zijn het gevolg van een toename van – vermoedelijk illegale – kastelenbouw in de veertiende eeuw. Behalve de hoge adel bouwden ook steeds vaker leden van de lage adel kastelen, die door de steden als bedreigend werden ervaren voor de handel en orde. Deze kasteelheren overvielen met enige regelmaat kooplieden. Overigens strekten deze maatregelen zich uit tot buiten de grenzen van het Sticht, want ook kastelen die in andere territoria (vooral in de grenszones) voor overlast zorgden werden door de bisschop en de steden belegerd en verwoest
De bisschop was niet altijd betrokken bij het neerhalen van kastelen. Er zijn ook voorbeelden bekend waar Deventer of alle drie Sallandse hoofdsteden zonder de bisschop adellijke huizen in Salland of in Gelre belegerden. Hoewel in 1352 de bisschop voor een periode van drie jaar met de Sallandse steden afsprak om illegale kastelenbouw in Salland tegen te gaan en ook ervoor te zorgen dat niemand een bestaand huis versterkte, zetten de Sallandse steden deze afspraak ook na het verlopen van dit verdrag voort. Deventer was zelfs al eerder in Twente in 1344 bezig om bedreigende huizen van edelen te belegeren en te slopen. Vooral na het aantreden van Jan van Virneborg, een bisschop die niet het bondgenootschap met de steden voortzette, belegerden de steden zonder bisschoppelijke bemoeienis kastelen.
We kunnen nu op basis van zowel oorkonden, landschappelijke gegevens als archeologische gegevens inzicht krijgen in wat de bisschop en de drie Sallandse hoofdsteden in deze fase als bedreigende architectuur beschouwden. Twee belegerde kastelen, Voorst en Eerde, waren voorzien van een stelsel met meervoudige wallen en grachten. Van het kasteel Laar, dat na Eerde op de agenda stond om door voornoemde partijen te worden verwoest, is een zoenverdrag bekend uit 1384. Daarin bepaalden de bisschop en de Sallandse hoofdsteden onder andere dat het woonhuis genaamd de hofstede ten Lare met de voorburcht en vestingwerken moest worden geslecht. De bewoners en hun erfgenamen mochten geen vesting meer op dezelfde oever van de Vecht bouwen als waar het kasteel stond. Ze mochten echter wel aan de andere zijde van de Vecht op het hoge land een nieuw huis bouwen onder de voorwaarde dat dit huis geen grachten kreeg en alleen mocht worden gebouwd met toestemming van de bisschop, jonkheer Reynold van Coevorden en de drie Sallandse hoofdsteden.327 Een moeilijk te naderen lage ligging en grachten werden dus als dreigend gezien.
Voor kasteel Rutenberg is in 1389 een soortgelijk verdrag uitgevaardigd.328 Het mocht niet worden versterkt met grachten, bolwerken en voorburchten, tenzij met eenstemmige toestemming van de bisschop en de drie Sallandse hoofdsteden. Zij stonden wel toe dat de kasteelheer, Hake van den Rutenberg, de op dat moment uitgevoerde verbouwing voltooide met zolders, deuren en vensters. Hake mocht ook de stenen van het oude huis uit de gracht halen waarna hij de oude gracht kon ruimen en zuiveren. De bisschop en de drie Sallandse hoofdsteden verboden hem om nieuwe grachten aan te leggen.329
327 ZR I nr. 227. 328 ZR I nr. 311. 329 ZR I nr. 311.
202