Page 202 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 202
Hoofdstuk 3
Fase 2b (circa 1140-1225) - opbouw territoriale macht in een deel van de verkregen graafschappen
De bisschoppelijke kastelen van de tweede generatie lagen, in tegenstelling tot die uit fase 2a, op knooppunten in het landschap van territoriaal belang. Dit zijn locaties waar de reiziger, als gevolg van de beperkte toegankelijkheid van het landschap, langs moest om de reis voort te zetten zonder dat er in de directe omgeving alternatieve routes aanwezig waren. Bij deze tweede groep van vroege bisschoppelijke kastelen was de ligging bij infrastructuur juist wel van belang. De kastelen Vollenhove en Kuinre lagen bij de monding van rivieren die toegang gaven tot een ruim achterland. Coevorden lag op de enige plek waar men vanuit Salland over land naar Drenthe kon reizen. Goor lag ook op zo’n knooppunt, want vlakbij het kasteel kon het natte moeras rondom de stuwwal worden doorkruist. De stad Groningen, die in deze tijd ook als een burcht functioneerde aangezien er een burggraaf was aangesteld, lag eveneens op een dergelijke locatie.
De bisschop had tot 1225 weinig concurrentie van andere kastelenbouwers, namelijk de edelvrije families Van Buckhorst, Van Diepenheim, Van Dale-Diepenheim en de ministeriale families Van Coevorden en Van Voorst. Of de Van Buckhorsten en de Van Diepenheims zelf hun kasteel hebben gebouwd, of dat zij dit van de koning hebben gekregen, is onduidelijk. De familie Van Dale-Diepenheim heeft opdracht gegeven voor de bouw van Diepenheim-II. Waarschijnlijk hoorde het gebied rondom Diepenheim destijds niet tot het territorium van de bisschop, want er zijn geen sporen in historische bronnen te vinden dat hij daar toen als territoriaal heer optrad. Tot de kastelen van ministerialen kunnen we kasteel Laar rekenen, dat in bezit was van de Van Coevordens.326 De twee kastelen Voorst van de gelijknamige familie behoren ook tot deze categorie. Of de adellijke residentie te Ansen van de Van Coevordens in deze periode ook al een kasteel was, is onduidelijk. In het grensgebied met de Groningse Ommelanden verrees rond 1200 het kasteel Zernike op initiatief van een onbekende bouwheer.
Over de verschijningsvorm van deze niet-bisschoppelijke kastelen bestaat veel onduidelijkheid. Alleen het kasteel Zernike, dat lag in het getijdenlandschap, is grotendeels opgegraven. Het bestond uit een bakstenen gebouw, mogelijk een toren, met daaromheen een complex stelstel van aan elkaar grenzende grachtenstelsels met meer bouwfasen uit de dertiende eeuw. Archeologen konden voor kasteel Diepenheim-II vaststellen dat dit een ringwalburcht was. Vollenhove zou mogelijk ook van oorsprong een soortgelijke aanleg hebben gekend. Uit historische bronnen is bekend dat kasteel Buckhorst in deze fase een toren had. Omstreeks 1225 bepaalde de bisschop dat de muren van deze burcht niet te dik mochten zijn.
De motieven achter de locatiekeuze van deze kastelen van edelen waren waarschijnlijk anders dan die van de bisschop. Zowel de edelvrijen als ministerialen lieten de kastelen in eerste instantie bouwen op hun eigen goederenbezit ter representatie van hun afkomst. Bij voorkeur bouwden deze kasteelheren hun burcht op nattere grond binnen dit bezit in de buurt van een weg of waterweg en niet in een ontoegankelijk gebied zoals de bisschoppelijke kastelen uit fase 2a.
Fase 3 (circa 1225 – 1350) - relatieve verzwakking van de bisschoppelijke macht
De verzwakking van de toenmalige bisschoppelijke macht wordt deels gereflecteerd in de kasteelontwikkeling van bisschoppelijke kastelen in deze periode. Zo waren de bouw van het kasteel Hardenberg als tegenwicht voor het uit bisschoppelijke handen geraakte kasteel Coevorden, de herbouw van kasteel Goor en de plannen voor de bouw van een bisschoppelijk kasteel in Stellingwerf indirect tekenen van zwakte. Immers, deze kastelen waren bedoeld als bisschoppelijk steunpunt om ter plaatse de wereldlijke macht terug te winnen. Het verlies van kasteel Bentheim was uiteraard ook een uiting van de verzwakte positie van de Utrechtse bisschop.
Wat de ligging, functie en exploitatie aangaat, zette de bisschop de trend uit de tweede fase voort. Ruimtelijk gezien kwam de nadruk wel te liggen op grenssteunpunten. Het
326 Zie Laar in de catalogus. De burcht wordt in 1228 gesloopt maar is mogelijk al ouder. 200