Page 201 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 201

                                Om deze vraag te beantwoorden hebben we, los van het model van Janssen, op basis van de opgestelde catalogus van kastelen van het Oversticht allereerst een matrixtabel gemaakt waarin we de langetermijnontwikkeling van deze kastelen schetsen aan de hand van samenhangen tussen de volgende zes variabelen: 1. hun bouwperiode; 2. hun bouwheren; 3. hun kasteelvormen; 4. hun landschappelijke ligging binnen het territorium van het Oversticht; 5. hun functies en exploitatievormen; 6. hun bouwkundige kenmerken (tabel 3.2). Vervolgens bespreken we aan de hand van het aangepaste faseringsmodel van Janssen de mogelijke relatie tussen deze waargenomen ontwikkelingen en de ontwikkeling van bisschoppelijke territoriale macht.
Fase 1a en 1b (circa 700-890/950) - ontwikkeling bisdom Utrecht
In de eerste fase van de ontwikkeling van het kerkelijk bisdom (circa 700 - circa 890/950)
kwamen er nog geen versterkingen voor in het latere Oversticht. Pas in fase 1b (circa
890/950 - 1060) van de wederopbouw van het bisdom werden in het latere Oversticht 3 multifunctionele versterkingen gebouwd. Het betrof hier de tweede bisschopsstad Deventer
en mogelijk ook Oldenzaal. Deze versterkingen staan echter los van de bisschoppelijke territoriumontwikkeling, aangezien de bisschop in deze periode nog geen wereldlijke
macht uitoefende. Daarnaast liet de bisschop binnen de versterkte nederzettingen Utrecht, Deventer en mogelijk Zutphen paleizen bouwen. Te Utrecht waren dat een residentie voor
de koning (Lofen) en een paleis voor hemzelf, te Deventer een bisschoppelijke residentie en
te Zutphen mogelijk één voor de koning.
Fase 2a (circa 1060/1075-1140) - veilig stellen van de verkregen graafschappen
Tussen circa 1060/1075 en 1140 zijn de eerste kastelen in het latere Oversticht gebouwd. In deze fase waren de grenzen van het Oversticht nog onduidelijk. Niet alleen was er sprake van grenszones, maar ook moest de bisschop nog daadwerkelijk zijn verkregen macht effectueren. In een deel van de gevallen lukte dat, maar in de graafschappen Teisterbant, Zutphen, het gebied ten westen van het Vlie en Rijnland, de Veluwe, Oostergo, Westergo en Staveren slaagde hij daar uiteindelijk niet in. De meeste van deze graafschappen waren namelijk door de bisschop in leen uitgegeven aan autonome seculiere graafschapsdynastieën. Zij bezaten vaak meerdere graafschappen waar zij probeerden hun rechten om te zetten in territoriale macht voor zichzelf ten koste van het Sticht. Dat de bisschop zijn gezag in de Friese graafschappen verloor, kan worden verklaard door een gebrek aan bisschoppelijke goederen aldaar om een goede grafelijke infrastructuur op te zetten. Daarnaast deelde de bisschop vanaf het in 1165 door de koning uitgevaardigde condominium zijn grafelijke macht met de graaf van Holland.
De bisschop van Utrecht bouwde in het latere Oversticht, mogelijk met koninklijke inmenging, als eerste aantoonbaar kastelen, namelijk ringwalburchten gelegen in een moeilijk toegankelijke moerassige wildernis, dat tot het foreest behoorde. Het ging om de Schulenborg en het vermoedelijke bisschoppelijk kasteel de Hunenborg (zie ook hoofdstuk 4 van dit proefschrift). Deze kastelen waren beide gelegen in het graafschap Twente. Hiervan weten we niet precies wanneer het aan de bisschop is geschonken en of anderen claims op dit graafschap legden. Zoals in hoofdstuk 4 nader wordt besproken zou de bouw van deze twee kastelen te maken kunnen hebben met de strijd om de grafelijke rechten. Aangezien het graafschap Twente niet het enige twistgebied was, kan deze aanname ook betekenen dat de bisschop meer burchten heeft gebouwd in gebieden die later verloren zijn gegaan aan andere territoriale dynasten. De burcht IJsselmonde, dat later in Hollands gebied kwam te liggen, is daar een goed voorbeeld van.
In de door de bisschop verkregen graafschappen lagen, naast de reeds bestaande burcht van Zutphen en de multifunctionele versterkingen Deventer en Oldenzaal, geen andere versterkingen. Wel is Diepenheim-I in de elfde of begin twaalfde eeuw op een patrimonium gebouwd dat vermoedelijk toen nog tot het graafschap Twente behoorde, hoewel dit gebied later als hoge heerlijkheid functioneerde.325
Het territoriale machtslandschap
 325 Zie betreffende Diepenheim uitvoerig hoofdstuk 5.
199
 


















































































   199   200   201   202   203