Page 197 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 197
kastelen en landwerenpolitiek in het noordelijkste deel van het Oversticht blijkt dat een aantal kastelen door Janssen niet is meegenomen in het model.322 Deze kastelen behoren weliswaar chronologisch gezien tot de vijfde fase van het model van Janssen, maar ze vertegenwoordigen een andere ontwikkeling. In het Nedersticht en het zuidelijke deel van het Oversticht was namelijk sinds het episcopaat van Jan van Arkel sprake van een samenwerkingsverband tussen de bisschop en de steden Utrecht, Amersfoort, Zwolle, Deventer en Kampen. Deze partijen bouwden samen kastelen en landweren ter verdediging van het Sticht en pasten kastelenpolitiek toe om de macht van de adel te beperken. De bisschop en de steden zetten de burchten actief in voor het bestuur, administratie, rechtspraak, bescherming en economie.
In het noordelijke deel van het Oversticht was de situatie anders. Op Coevorden zwaaide
immers de burggraaf van Coevorden tot 1395 de scepter en de Drenten en de Groningers garandeerden zelf hun veiligheid zonder bisschoppelijke inmenging. Bovendien had de stad Groningen de kastelenbouw en de macht van de adel al in haar omgeving weten te beperken. 3 De stad stond niet te springen om de bisschop te huldigen als territoriaal machthebber,
hetgeen in 1400 resulteerde in oorlog tussen Groningen en de rest van het Sticht. Het gevolg was dat nu de bisschop en de vijf Stichtse hoofdsteden kastelen en een landweer bouwden tegen deze zesde Stichtse hoofdstad. Onze suggestie is dan ook om deze fase te splitsen in een deel dat betrekking heeft op het Nedersticht en het zuidelijke deel van het Oversticht (vanaf circa 1350) en een deel dat betrekking heeft op het noordelijke deel van het Oversticht (van circa 1400).323 Janssen heeft overigens het chronologische verschil ook al aangegeven, maar niet in zijn model verwerkt.324 De aanpassingen van het model van Janssen zien er met de bovengenoemde kanttekening als volgt uit voor het Oversticht:
• Fase 1 (circa 700-1060): ontwikkeling bisdom Utrecht o 1a: (circa 700-890/950): ontwikkeling bisdom
o 1b (circa 890/950-1060): wederopbouw bisdom
• Fase 2 (circa 1060/1075-1225): opbouw territoriale macht, ontwikkeling van het Sticht Utrecht
o 2a: (circa 1060/1075-1140): veiligstellen van de grafelijke rechten in de
verkregen graafschappen.
o 2b: (circa 1140-1225): opbouw territoriale macht in een deel van de
verkregen graafschappen (de bisschop heeft niet in alle graafschappen
zijn rechten kunnen omzetten in territoriale macht)
• Fase 3 (circa 1225-1350): relatieve verzwakking bisschoppelijke macht
• Fase 4a (circa 1350-1450): consolidatie van territoriale macht en voltooiing
van het territoriaal gezag
o 4a: (circa 1350-1400): consolidatie van de territoriale macht in Salland en Vollenhove en Twente
o 4b: (circa 1400-1450): consolidatie van de territoriale macht in Drenthe en het Gorecht.
Kasteelontwikkeling in relatie tot de ontwikkeling van bisschoppelijke territoriale macht
Deze aanpassingen van het model van Janssen hebben betrekking op de bisschoppelijke kastelen en de positie van de bisschop als territoriaal machthebber in het Sticht. We bespraken hierboven echter niet alleen de bisschoppelijke kastelen maar ook de andere facetten van het versterkingsrecht, het leenverband, het open-huisverdrag, het pandschap evenals uitingen van het versterkingsregaal door anderen dan de bisschop op Overstichts grondgebied. Bovendien hebben we van al deze kastelen naast hun historische ontwikkeling nog veel gegevens verzameld met betrekking tot hun morfologie en landschappelijke ligging. Hoe verhouden al deze ontwikkelingen zich tot het voornoemde aangepaste model van Janssen?
322 Spiekhout 2016b.
323 Spiekhout 2016b: 43. 324 Janssen 2014: 232-237.
Het territoriale machtslandschap
195