Page 195 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 195
van de bisschop als territoriaal machthebber. Tot ongeveer 1225 was de bisschop in staat zijn versterkingsrecht te handhaven en te voorkomen dat er in zijn wereldlijk territorium militair- functionele kastelen werden gebouwd die een mogelijke dreiging zouden kunnen vormen.
Na 1225 verloor hij sterk aan macht en lukte het hem vooral in het noordelijk Oversticht
niet goed toe te zien op de kastelenbouw door anderen omdat hij ook niet altijd meer in
staat was de orde intern te handhaven. Daardoor kon het gebeuren dat bepaalde edelen
tegen de bisschop, de stad Groningen en onderling hun vetes en partijstrijden uitvochten.
Deze ontwikkeling resulteerde in het noordelijk Oversticht in de bouw van burchten met een
militaire functie en de versterking van adellijke huizen zonder bisschoppelijke toestemming.
Rond het midden van de veertiende eeuw kwamen partijen (het stadsbestuur van Groningen,
de burggraaf van Coevorden, de landschappen van Drenthe en de Ommelanden) in
en grenzend aan Coevorden, Drenthe en het Gorecht met elkaar overeen kastelenbouw
te beperken om zo te voorkomen dat deze bouwwerken nog een rol zouden spelen in onderlinge partijstrijden. 3
Wat de ontwikkeling in het zuidelijk deel van het Oversticht betreft kunnen we concluderen dat de bisschop na 1225 zijn positie als territoriaal machthebber tot op zekere hoogte wel heeft kunnen handhaven met hulp van het versterkingsrecht, aangezien hij aan verschillende invloedrijke adellijke geslachten toestemming verleende om hun huizen te versterken. Toch bouwden edelen ook kastelen met functionele versterkingsarchitectuur waar de bisschop, voor zover bekend, geen toestemming voor had gegeven. Het waren vooral de Sallandse hoofdsteden die van de riddermatigen die deze kastelen hadden gebouwd hinder ondervonden en daarom deze bouwwerken belegerden en sloopten. Vanaf het episcopaat van Jan van Arkel traden steeds vaker de Sallandse steden en de bisschop gezamenlijk op tegen de illegale kastelenbouw. Na de succesvolle verwoestingen van verschillende ‘roofridderkastelen’ in de jaren zestig, zeventig en tachtig van de veertiende eeuw, zagen de bisschop en de steden er sterk op toe dat edelen geen of in beperkte mate militair- functionele fortificatiearchitectuur toepasten. Dit betekent dat de adellijke huizen na circa 1380 in Salland, Vollenhove en Twente, mits er geen afspraken met de eigenaren waren gemaakt, niet of in beperkte mate nog verdedigbaar waren. De partijen die nog wel toestemming hadden om naast de bisschop militair-functionele versterkingen te bouwen, waren de Sallandse steden zelf.
3.5 Synthese: Langetermijnontwikkeling van de middeleeuwse kastelen in het Oversticht
Inleiding
In hoofdstuk 2 en voorgaande paragrafen hebben we de belangrijkste kenmerken van de Overstichtse kastelen besproken, het landschap ten tijde van de burchten gereconstrueerd en het politieke, juridische en – vanwege bronnenschaarste in veel mindere mate onderzochte – economische krachtenveld geanalyseerd. In deze paragraaf combineren we de resultaten van deze drie onderdelen tot een samenhangend beeld van de langetermijnontwikkeling van de middeleeuwse kastelen in het Oversticht. Gewapend met deze kennis willen we dan vervolgens eerst de eerder door de castelloloog Janssen ontwikkelde modellen ten aanzien van bisschoppelijke kastelenpolitiek evalueren waarna we tot slot een eigen model presenteren en toelichten.
Reflectie op de ontwikkelingsmodellen van Janssen
Aan het begin van dit hoofdstuk is de aanname gedaan dat in de kasteelontwikkeling in een prinsdom-in-wording zich de positie weerspiegelt van de territoriaal machthebber in een bepaalde periode. Als kapstok om die ontwikkeling te begrijpen hebben we in paragraaf 2.2 de modellen van Janssen gepresenteerd over de ontwikkeling van bisschoppelijke kastelen en hun rol in de vorming van het Sticht.
Het territoriale machtslandschap
193