Page 192 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 192
Hoofdstuk 3
Zoals we in 2.5 hebben waargenomen nam vooral in de veertiende eeuw de kastelenbouw door de adel sterk toe. De bisschop was in Salland en Twente soms betrokken bij deze kastelenbouw door het versterkingsrecht te verlenen, al dan niet in combinatie met het open- huisverdrag en de leenband. We zien deze verdragen vooral terug bij de meest succesvolle edelen. Deze edellieden probeerden een eigen, bij voorkeur hoge, heerlijkheid te creëren en streefden ernaar daaromheen een aaneengesloten goederenbezit te verkrijgen. Tot deze geslachten behoorden in de veertiende eeuw de heren van Almelo, Selwerd, Ruinen en Buckhorst. Zweder van Voorst probeerde rond 1360 tevens zijn eigen lage heerlijkheid bij bisschop Jan van Arkel af te dwingen, maar werd uiteindelijk uit zijn kasteel gezet voordat hij deze plannen tot uitvoering kon brengen.291 Overigens is het voor kasteel Almelo maar zeer de vraag of dit niet van oorsprong een bisschoppelijk kasteel was, zoals hierboven is uiteengezet. Diepenheim was zeker een hoge heerlijkheid, maar hoorde tot 1331 nog niet tot het Sticht.292
Toch lukte het de bisschop niet de adel volledig aan zich te binden en voor interne orde te zorgen. Er zijn namelijk diverse aanwijzingen dat Overstichtse edelen onderling met elkaar overhoop lagen. De historicus Tromp heeft dit voor Drenthe in de veertiende eeuw onderzocht.293 Er is dan geen sprake meer van een anti-bisschoppelijke en een bisschopsgezinde partij, maar van verschillende edelen die onderling in conflict zijn. Bisschop Jan van Diest probeerde zich in deze processen te mengen door de riddermatige geslachten Van Norg, Van Eelde, Van der Polle, Van Langel, Van Echten, Klencke en Van den Gore te beloven te helpen en bij te staan tegen: ‘...de Drenthen na onser macht, hur recht tieghen de Drenthen te vervolghen ende hure onrecht te verweren ende in onzen lande ende ute onzen lande te riden ende te comen , alst hem ghevoghet. Ende wert tsake , dat hem ons lands ende stede ghebrake, so woudwise bi ons selves live op ons huse ende slote onthouden ende enghen zoen buten dese lude ende buten huren rade mitten Drenthen te maken noch an te ghaen. Ende woudse oec yemant veronrechten , want si voer ons comen willen , so wilwise, bescermen ende houden voer alle deghene , die se veronrechten wilden...’294 Andersom beloofden voornoemde Drentse edelen ook de bisschop bij te staan tegen de Drenten.295 Over wie nu precies de vijandelijke Drenten waren maakt de opsteller van het charter geen melding, maar waarschijnlijk gaat het hier om andere riddermatige geslachten.296
Kastelen speelden vaak een rol bij deze conflicten, die zich overigens ook buiten de Stichtse grenzen konden uitstrekken. Dit blijkt onder andere uit een in 1378 uitgevaardigde oorkonde: ‘Sweder van der Schulenborg en zijn vrouw Hadewighe van Almelo beloven dat zij de akten die Arend en Albert van Almelo geheten van Hulsenen, broers, hadden ten laste van Vrederick en Johan van der Eze, sprekende op de heerlijkheid Almelo, zullen overdragen aan Everd van Heker, heer tot Almelo, knape, en Beatrix, jonkvrouwe van Almelo, en dat zij genoemde Everd en diens vrouw op hun sloten Hemercampe en ter Molen zullen beschermen en helpen tegen de aanvallen van Vrederick van Zuelen en Henrick van Ampsem en dat hij zich in het veld onder de bannier van de heer van Almelo zal scharen en hem na aanmaning een hengst zal leveren.’297 De kastelen Hemercamp en Schulenborg konden dus worden ingezet om de heer van Almelo te beschermen. Bisschop Floris van Wevelinkhoven stond deze conflicten toe, zo blijkt uit een in 1389 uitgevaardigde oorkonde waarin hij en de graaf van Bentheim beloofden elkaar geen schade te zullen doen. Uitgezonderd van deze overeenkomst waren echter de in het Oversticht gelegen huizen Almelo, Twickelo, het huis van Arend van den Grimberg en dat van Evert van Langen (Koohorst).298
291 UA BA nr. 443.
292 UA BA nr. 78.
293 Tromp 1985: 182-183.
294 OGD nr. 282.
295 OGD nr. 283.
296 Tromp 1985: 182-183 Tromp stelt dat de twisten in Drenthe in deze periode een patroon hebben van een vete waarin bondgenootschappen tussen de diverse riddermatige families wisselden.
297 RHA I nr. 91.
298 UA BA nr. 469.
190