Page 188 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 188

                                Hoofdstuk 3
Zij lieten geen nieuwe kastelen meer bouwen maar verleenden het versterkingsrecht aan verschillende adellijke inwoners van het Sticht die hun eigen kasteel wilden optrekken. Wel moesten de betreffende adellijke bouwheren dan hun huis openstellen voor, en in leen opdragen aan de bisschop. Zo probeerden deze bisschoppen niet alleen de band met hun vazallen te versterken en mogelijke dreiging vanuit vreemde burchten te neutraliseren, maar konden zij ook eventueel voor militaire doeleinden gebruik maken van deze kastelen zonder voor de kosten van het onderhoud op te draaien. Dit laatste was gunstig, gezien de slechte financiële positie van het bisdom op dat moment. Het is ook bisschop Jan van Diest geweest die voor het eerst aantoonbaar zijn kastelen liet verpanden en daarnaast – opmerkelijk gezien de slechte financiële situatie – twee kastelen kocht.
Jan van Arkel paste echter een andere kastelenpolitiek toe dan zijn voorgangers. Zoals de historicus Rutgers heeft benadrukt zorgde Van Arkel er eerst voor dat het Sticht kon blijven bestaan. Vervolgens spande hij er zich voor in de bisschoppelijke macht te herwinnen om er vervolgens naar te streven deze te consolideren.275 In het Oversticht zien we deze beweging vooral weerspiegeld in Salland. Betreffende de kastelenpolitiek hield dit in dat Van Arkel de pandsom van de door Van Diest verpande kastelen moest inlossen en vervolgens de vermoedelijk illegaal gebouwde kastelen van edelen moest slechten of aan zich moest zien te binden. Daarnaast liet deze bisschop in samenwerking met de Sallandse hoofdsteden de bouw van nieuwe kastelen in Salland verbieden. Tot slot diende Van Arkel de macht te behouden en consolideren, hetgeen hij realiseerde door nieuwe kastelen te bouwen die ook een nieuwe exploitatievorm kregen waarin erfelijkheid van functies werd vermeden. In deze modernere vorm waren burchten centra van districten van de laatmiddeleeuwse territoriale ambtsstaat. Van Arkel heeft alleen deze kastelenpolitiek kunnen uitvoeren door samen te werken met, en de financiële, militaire en diplomatieke steun te zoeken van de drie Sallandse hoofdsteden Zwolle, Deventer en Kampen. Zijn opvolger, Jan van Virneborg, zette deze politiek echter niet voort.
Het samenwerkingsverband in de kastelenpolitiek tussen de bisschop en de drie Sallandse hoofdsteden kwam tijdens het episcopaat van Floris van Wevelinkhoven tot volle wasdom. Vooral Deventer was er nauw bij betrokken. Deze stad verzorgde de bouw van de Waardenborg, dat is het tweede kasteel in de Sallandse landweer die op de grens met Gelre lag. Verder liet deze bisschop Salland nog beter beschermen door te Hardenberg, dat al door Van Arkel was versterkt, een stenen kasteel te bouwen. Floris van Wevelinkhoven liet ook, net als tijdens het episcopaat van Jan van Arkel, kastelen van edelen belegeren en/ of slechten die door hem en de drie Sallandse hoofdsteden als bedreiging werden gezien voor de interne orde van vooral Salland. Deze bisschop liet eveneens in samenwerking met deze steden ook meer verdragen uitvaardigen waarin hij de mate van functionele fortificatie vastlegde zodat kastelenbouw geen bedreiging voor Salland kon gaan vormen.276 Dat Floris van Wevelinkhoven en zijn opvolgers geen nieuwe open huisverdragen meer opstelden kan ook door deze ontwikkeling worden verklaard. Er werd nu op toegezien dat edelen geen militair-functionele verdedigingsarchitectuur meer bouwden, dus de bisschop hoefde de dreiging van dit soort kastelen ook niet meer door middel van een open-huisverdrag te neutraliseren.
Voornoemde nieuwe kastelenpolitiek had met name betrekking op de interne orde en grensverdediging van Salland. Maar het Oversticht besloeg een groter gebied: ook Coevorden, Twente, Drenthe en het Gorecht behoorden tot het wereldlijke territorium van de bisschop. Met name bisschop Frederik van Blankenheim was zich daar zeer van bewust. Hij droomde van een volledig in ere hersteld prinsbisdom en besloot in deze delen zijn territoriale macht weer op te eisen. Dat deed hij onder meer door een actieve kastelenpolitiek te bedrijven. In eerste instantie zorgde Frederik van Blankenheim ervoor dat hij de macht in het hele Oversticht terug verwierf waarbij hij kastelen inzette. Nadat dit was gelukt, probeerde hij vooral de grenzen van het Oversticht zeker te stellen en de dreiging van aan het Oversticht grenzende kastelen te neutraliseren door meer kastelen te (ver)bouwen of aan te kopen.
275 Rutgers 1970.
276 Laer ZR I nr. 227; Rutenberg ZR I nr. 311.
 186



























































































   186   187   188   189   190