Page 176 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 176
Hoofdstuk 3
Daarnaast had bisschop Gwijde van Avesnes nog plannen rond 1309/1313 om een kasteel in Stellingwerf te bouwen en was de burcht Rutenberg in theorie ook een bisschoppelijk kasteel, hoewel deze nooit zo heeft gefunctioneerd. De Hunenborg, waarvan we geen historische vermeldingen kennen, is waarschijnlijk ook een bisschoppelijk kasteel geweest, zoals we in hoofdstuk 4 zullen beredeneren. De catalogus van dit proefschrift biedt een overzicht van de stand van kennis over deze kastelen. We zullen in het volgende gedeelte bespreken welke functies de bisschoppelijke burchten vervulden en hoe de bezetting was georganiseerd.188
De functies van bisschoppelijke kastelen in het Oversticht
De voornoemde burchten kunnen op basis van hun functies in twee categorieën worden ingedeeld, namelijk de permanent aanwezige multifunctionele kastelen en de tijdelijke kastelen die zijn gebouwd als reactie op een conflict.
De eerste permanente kastelen waren in de twaalfde eeuw de Schulenborg, Coevorden, Vollenhove, Bentheim, Kuinre, en mogelijk ook de Huneborg en Goor. Hoewel slechts weinig bronnen uit deze periode zijn overgeleverd kan op basis daarvan voorzichtig de functies van deze burchten worden geschetst. In ieder geval waren deze bisschoppelijke kastelen multifunctioneel. Ze vertegenwoordigden het territoriaal gezag van de bisschop ter plekke en vanuit de burcht moest bescherming worden geboden voor dreigingen van binnenuit en buitenaf. De combinatie van een beschermende en een gerechtelijke functie is in de twaalfde eeuw alleen maar voor Coevorden aangetoond, maar we weten dat in een wat latere periode Vollenhove en Goor ook een dergelijke functie vervulden.189 Het is waarschijnlijk dat deze kastelen ook al eerder als zodanig functioneerden. In principe gingen de handhaving van de openbare orde en het uitoefenen van de rechtspraak met elkaar samen, want wie recht sprak moest ook in staat zijn dit te handhaven.
Behalve deze taken blijkt uit geschreven bronnen dat Coevorden en Bentheim in de twaalfde eeuw ook een residentiële functie voor de bisschop vervulden aangezien hij er kon overnachten.190 Aan Vollenhove en soms ook Goor kan tevens een administratieve functie worden toegeschreven, want de bisschop liet aldaar oorkonden uitvaardigen.191 Mogelijk hebben de oudste bisschoppelijke kastelen nog meer functies gehad, maar alleen voornoemde functies kunnen op grond van bronnen worden aangetoond.
Wat de dertiende eeuw betreft zijn we slecht geïnformeerd over het functioneren van de permanente bisschoppelijke burchten. Coevorden raakte in deze tijd in handen van de burggravenfamilie Van Coevorden, en Bentheim was in het bezit van de graaf van Bentheim zonder dat de bisschop daar nog invloed uitoefende.192 Daarnaast streefden de bisschoppelijke burggraven van Goor en Kuinre naar onafhankelijkheid, hoewel de Goorse burggraaf dit rond 1250 moest bekopen met een strafexpeditie waarbij hij uit zijn ambt werd ontzet.193 De bisschop verwierf of bouwde wel het kasteel Lage. Deze burcht lag ten noorden van Denekamp op de grens van Twente en het graafschap Bentheim. Net als bij Coevorden was ook hier een gedeelte – in dit geval de toren – voor de bisschop gereserveerd wanneer hij een bezoek bracht aan het kasteel.194
Voor de veertiende eeuw zijn meer bronnen overgeleverd over de bisschoppelijke kastelen. Gwijde van Avesnes wilde in Stellingwerf een burcht laten bouwen tegen de Friezen om via dit militaire steunpunt het territoriaal gezag aldaar te herstellen.195 Of Gwijde hier een tijdelijk of permanent kasteel voor ogen had valt op grond van bestaande kennis niet vast te stellen. In ieder geval was de bouw wel een reactie op een lopend conflict. Indirect is
188 Zie de catalogus voor de beschrijving van de kastelen.
189 Van Rij 1989:2-3; Blok 1985:151; Ter Kuile 1963: 56; OBO III nr. 768.
190 Van Rij 1989: 2-5.
191 Gevers et al. 2004: 13; Ter Kuile 1963: 128.
192 Tromp 1985; Van Rij 1989: 4-5.
193 Bruch 1982: 129.
194 OSU IV nr. 1775; Hulshoff 1957: 41.
195 UA BA nr. 425; Bruch 1982: 168-170. Zie Mol 2010 over de relatie tussen de bisschop en de Stellingwervers.
174