Page 169 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 169

                                we kunnen spreken van een kleine uitbreiding van het territorium. Het Sticht bleef tot 1528 bestaan als landsheerlijk territorium tot dat de bisschop zijn landsheerlijke macht aan keizer Karel V in dat jaar overdroeg.
Conclusie
In deze paragraaf is uiteengezet hoe het Oversticht is ontstaan, welke gebieden ertoe behoorden in diverse perioden en hoe de bisschop er zijn wereldlijke rechten organiseerde.
Daaruit is naar voren gekomen dat de totstandkoming het resultaat was van in- en externe
politieke ontwikkelingen, usurpaties, aankopen, ontginningen en persoonlijke keuzes. De
basis voor de wereldlijke macht van de bisschop in het Sticht vormde het omvangrijke bezit
van het bisdom. Dat waren de voornamelijk door de koning geschonken grafelijke rechten, verspreid liggende goederencomplexen, landerijen, kerken, tienden en andere rechten. De
bisschop liet de grafelijke rechten uitoefenen door edelvrijen afkomstig uit vooraanstaande aristocratische families. In het bisdom Utrecht wilde de koning, zoals Hoffmann veronderstelde, 3 in eerste instantie niet de bisschop zozeer als bezitter van de grafelijke rechten laten optreden
maar graaf en bisschop beter aan elkaar binden. Onder het bewind van koning Hendrik IV veranderde de betekenis van de schenkingen. Toen verdedigde een koninklijk leger onder leiding van Godfried met de Bult en bisschop Willem in pas verkregen graafschappen de bisschoppelijke wereldlijke rechten. Na hun overwinning ontnamen ze de grafelijke rechten aan de West-Friese graaf. Deze politiek werd voortgezet door de opvolgers van bisschop Willem. We zien vanaf bisschop Koenraad dat vertegenwoordigers van oudadellijke geslachten in de functies van bisschoppelijke voogd of graaf werden vervangen door bisschoppelijke ambtenaren, vaak van ministeriale afkomst. Dat waren veelal bisschoppelijke vertegenwoordigers of meiers. Bisschop Hartbert introduceerde voor de uitoefening van de hoge rechtspraak in Amstelland het officium villicationis, waarbij de bisschoppelijke meier de hoge en lage rechtspraak in leen kreeg. Het was ook deze bisschop die in Groningen en Drenthe de oorspronkelijke meiers en bisschoppelijke vertegenwoordigers verving door burggraven.147 Zij waren belast met de uitoefening van de rechtspraak, ordehandhaving, bescherming en het beheer van de bisschoppelijke goederen in hun district. Zoals gebruikelijk in het Duitse Rijk kon de bisschop wel met deze vertegenwoordigers meegaan op rechtstournee door het betreffende district. Vaak combineerde hij dit met de uitoefening van kerkelijk recht.
De bisschop slaagde erin zijn grafelijke rechten om te zetten in territoriale macht op de plekken waar hij de autonome seculiere graafschapsdynastieën buiten spel kon zetten. In het geval van Drenthe lijkt dit weinig problemen te hebben opgeleverd, maar in bijvoorbeeld Salland moest hij eerst de aanspraken van anderen heren afkopen. In een deel van de graafschappen was de bisschop niet opgewassen tegen de claims van de edelvrijen. Hoewel de graven van West-Friesland (later Holland), Gelre en Zutphen evenals de hertog van Brabant graafschappen in leen hielden van de bisschop, hebben zij zich maar weinig van de bisschoppelijke aanspraken aangetrokken. Zij wisten de grafelijke rechtsuitoefening om te zetten in territoriale macht ten koste van de bisschop.
Rond circa 1200 komen de contouren van het Oversticht scherper naar voren. De bisschop raakte in deze periode Bentheim, inclusief het Nedergraafschap, kwijt. Ook de macht over de Veluwe ontglipte hem, ten gunste van vooral de graaf van Gelre. De bisschop verloor verder geleidelijk aan zijn positie als territoriaal machthebber in Friesland. In noordelijk Hamaland heeft hij nooit zijn gezag kunnen effectueren. Over Salland heeft hij echter wel de volledige heerschappij verkregen. Rond 1350 bestond het Sticht zodoende uit Utrecht, het Gorecht, Drenthe (exclusief Stellingwerf), Vollenhove, Salland en Twente.
147 In 3.5 en hoofdstuk 5 beredeneren we dat kasteel Goor, waar nog een edelvrije beschermvoogd van de bisschop aanwezig was, ook tot deze twaalfde-eeuwse categorie van bisschoppelijke vertegenwoordigers moet worden gerekend. Dit geldt mogelijk ook voor kasteel Almelo (zie 3.5 en Almelo in de catalogus).
Het territoriale machtslandschap
 167
 




















































































   167   168   169   170   171