Page 166 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 166

                                Hoofdstuk 3
een aparte functie van rentmeester bij. Zo ontstond geleidelijk aan het fundament voor de laatmiddeleeuwse territoriale ambtsstaat waarbij bescherming, rechtspraak, ordehandhaving en goederenbeheer vanuit een centraal punt werden georganiseerd voor een duidelijk afgebakend district door afzetbare ambtmannen.125
Herbevestiging en consolidatie (1350-1450)
Gedurende het episcopaat van Jan van Diest zullen weinigen hebben gedacht dat de bisschop ooit zijn wereldlijke machtspositie zou heroveren en consolideren. Toch is dit gebeurd. Een belangrijke reden voor deze ontwikkeling was de steun die de bisschop genoot in de late middeleeuwen van de grote steden in zijn gebied. Hoewel de middeleeuwse stadsbestuurders zeer waren gesteld op hun autonomie, hadden zij ook belang bij een veilige handelsomgeving. De adel, die in de periode van relatieve verzwakking van het bisschoppelijke gezag zijn macht sterk had kunnen uitbreiden, werd voor de Stichtse steden steeds vaker een probleem. De steden besloten daarop te gaan samenwerken met de bisschop om hun eigen posities te versterken en de macht van de adel terug te dringen.126
Dit gebeurde vanaf het episcopaat van Jan van Arkel. Deze bisschop wist met hulp van de steden de pandsom voor het Oversticht aan de hertog van Gelre af te betalen en verkreeg zo weer de beschikking over Vollenhove, Salland en Twente.127 Daarna ging Van Arkel verder samenwerken met de steden om zijn heerschappij in het voornamelijk het Nedersticht, Salland en Vollenhove te behouden.128 Drenthe en de heerlijkheden Coevorden en het Gorecht behoorden ook tot het Oversticht, maar in de praktijk was de bisschop zijn gezag aldaar grotendeels kwijt geraakt.
Figuur 3.5: Zilveren Utrechtse Groot met daarop een portret van bisschop Jan van Arkel, vervaardigd tussen 1341 en 1364. Onder het bewind van Jan van Arkel begon de consolidatie van het Oversticht.
125 Maris 1954: 177. Zij wijst bisschop Gwijde van Avesnes aan als degene die in het Nedersticht als eerste deze ambtmanconstructie invoerde. Zie paragraaf 3.3 voor het Oversticht. Zie ook Kossmann- Putto 1982: 20-31.
126 Doornink 1938: 246-262.
127 Rutgers 1970: 46-51. 128 Rutgers 1970: 75.
  164

























































































   164   165   166   167   168