Page 165 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 165
Het grootste probleem van de bisschop was zijn vrijwel voortdurend lege schatkist. Hij spendeerde in de dertiende en eerste helft van de veertiende eeuw veel geld aan interne en externe gewapende conflicten en het afkopen van kandidaten tijdens bisschopsverkiezingen. Om zijn uitgaven te bekostigen werden ambten, land en goederen verpand en schulden gemaakt.115 Deze slechte financiële situatie had ook gevolgen voor het bestuur van het Sticht: wie geen geld had, kon ook geen leger op de been brengen om zich te handhaven. Het bisschoppelijke gezag verzwakte daardoor ernstig. Zowel bisschoppelijke leenmannen als de steden grepen in dit politieke klimaat hun kans om hun eigen machtspositie uit te breiden ten koste van hun heer. Coevorden, Drenthe en de stad Groningen wisten zich zo grotendeels aan de bisschoppelijke controle te onttrekken.116 Ooststellingwerf is zelfs kort na 1328 afgesplitst van het Sticht, waardoor territorium verloren ging.117
De bisschoppen Otto III van Holland (1233-1249), Hendrik van Vianden (1249-1267), Willem
Berthout (1296-1301) en Gwijde van Avesnes van Henegouwen (1301-1317) hebben ondanks 3 de financiële problemen het Sticht krachtig bestuurd.118 Hun daden werden echter snel tenietgedaan door het handelen van de elect Jan van Nassau (1268-1290) en de zwakke bisschoppen Jan van Sierck (1291-1296), Frederik van Sierck (1317-1322) en Jan van Diest (1323-1340). Onder laatstgenoemde bisschop bereikte het Sticht het dieptepunt van zijn neergang. Tijdens de bisschopsverkiezingen spendeerde deze elect-bisschop veel geld aan
het afkopen van de andere kandidaten. Daarmee steeg de enorme schuld die het bisdom
al had nog meer. Inmiddels hadden verschillende voorgangers die schuld proberen te verlichten door goederen, rechten en bijbehorende ambten te verpanden. Van Diest zette
deze trend voort, maar verpandde daarbij nog veel grotere gebieden.119 Desalniettemin
heeft hij wel voor uitbreiding van het Sticht gezorgd door verschillende goederen en de heerlijkheid Diepenheim aan te kopen, maar ook daarvoor moest hij enorme schulden maken.120 Het Sticht als wereldlijk territorium dreigde daarmee ineen te storten, wat met
enig genoegen waargenomen werd door de naburige territoriale vorsten, die zo kans zagen
een gebiedsuitbreiding te realiseren. Zo had de graaf van Holland zich voorgenomen het Nedersticht bij zijn gebied in te lijven en wilde de graaf (vanaf 1339 hertog) van Gelre hetzelfde
doen met het Oversticht.121 Uiteindelijk hebben beide heren hun plan niet kunnen uitvoeren
vanwege interne problemen omtrent hun successies en in het geval van Gelre tevens als
gevolg van de financiële problemen in eigen huis.122 Ondertussen kreeg de opvolger van Van
Diest, bisschop Jan van Arkel (1342-1364), steun van eigen onderdanen waardoor de positie
van het Sticht sterker werd.
Hoewel de bisschop tussen 1227 en 1342 als wereldlijk leider was verzwakt, vond er in deze periode toch een aantal belangrijke ontwikkelingen plaats met betrekking tot de wording van het Sticht als prinsbisschoppelijk territorium. We zien ten eerste dat de bisschop vanaf de tweede helft van de dertiende eeuw erin slaagde de hoge rechtsmacht in handen te krijgen over een aaneengesloten gebied.123 Het ging hem niet alleen om het uitoefenen van de jurisdictie, dus om de halsrechtspraak uit te oefenen, maar ook om het prestige dat de beschikking erover met zich meebracht. Degene die de hoge jurisdictie in handen had, kon zich als onafhankelijk heer beschouwen. Hij had daarmee tevens het recht om belastingen te heffen en de inwoners van zijn rechtsdistrict per klokslag op te roepen voor diensten. Een tweede ontwikkeling is dat de bisschop doorging met het aanstellen van ambtenaren voor districten die namens hem waren belast met het uitoefenen van de hoge jurisdictie. Steeds vaker hadden deze ambtenaren ook het kasteleinschap op een bisschoppelijk kasteel in handen.124 Vanaf de eerste helft van de veertiende eeuw kwam er
115 Jamar & Van Kalveen 2005: 86-87.
116 Van den Broek 2007: 311-312.
117 Tromp 1985: 184; zie vooral Mol 2010 over de positie van Stellingwerf ten opzichte van de bisschop. Ooststellingwerf blijkt zich in 1328 te hebben afgesplitst van Drenthe.
118 Jamar & Van Kalveen 2005: 80-93; Van den Hoven van Genderen 1997: 187.
119 Muller 1978: 81-84.
120 Zie hoofdstuk 5 over de mogelijke achtergrond van deze opmerkelijke daad.
121 Post 1978: 167.
122 Van den Hoven van Genderen 1997: 187.
123 Van den Hoven van Genderen & Dekker 1997: 209.
124 Van den Hoven van Genderen & Dekker 1997: 216.
Het territoriale machtslandschap
163