Page 163 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 163
Volgens de anonieme schrijver van de Narracio ging dat als volgt: ‘Als de bisschop op een
rondreis door de verschillende delen van zijn sticht om er de wereldlijke zaken te regelen en
recht te spreken, besloot ook naar de Drenten te gaan, werd zijn komst bericht aan de heer,
dat wil zeggen de burggraaf en schout, van Coevorden.’98 Daarop volgde een rondreis van
zes weken waar bisschop en schout beide aan deelnamen. De tournee begon in Coevorden
en eindigde in Groningen. Mogelijk is aan deze praktijk een einde gekomen rond 1200,
want toen oefende een andere vertegenwoordiger, de schout van Eelde, waarschijnlijk
de rechtspraak uit in het bisschopsjaar.99 In de tweede helft van de twaalfde eeuw is de
bisschop in Groningen en Drenthe via zijn schout direct betrokken bij de uitoefening van de rechtspraak. Uit het hierboven aangehaalde citaat blijkt dat de bisschop dit ook heeft gedaan
in andere delen van het Sticht. In de eerste helft van de dertiende eeuw komen we in Twente, Vollenhove, Salland en Eemland ambtenaren tegen die, net als de burggraaf van Coevorden,
waren belast met de rechtspraak binnen een vast begrensd gebied. Zij werden schout of
drost genoemd.100 Mogelijk waren zij ook belast met het rentmeesterschap: het beheer over 3 alle bisschoppelijke inkomsten en uitgaven in hun ressort. Wanneer de bisschop zelf niet kon
komen voor de gerechtelijke rondreis, liet hij zich vervangen door een door hem aangewezen afgezant.101 Voor het bestuur en de bescherming van het Sticht zette de bisschop vanaf het episcopaat van bisschop Koenraad voornamelijk ministerialen in. Telgen uit oudadellijke geslachten komen we maar zelden tegen.102
Rondom Utrecht waren in de twaalfde eeuw net als in Groningen en Drenthe de bisschoppelijke meiers of rondtrekkende rechters verantwoordelijk voor de uitoefening van de hoge rechtsspraak.103 In het geval van Amstelland had bisschop Hartbert zelfs een nieuwe constructie ingevoerd, die van het officium villicationis.104 De meier aldaar kreeg van hem de hoge en lage rechtspraak erfelijk in leen. Het is waarschijnlijk bisschop Otto III van Holland (1233-1249) geweest die nieuwe posities voor de uitoefening van de rechtspraak introduceerde. Hij gebruikte de naam maarschalk, een titel die bij een elfde-eeuws ambt hoorde, voor een nieuw ambt. De maarschalk oefende in de dertiende eeuw namens de bisschop in het Nedersticht de hoge rechtspraak uit. Hij diende misdadigers op te sporen en te berechten. Ook zag hij erop toe dat de vonnissen werden uitgevoerd. Daarnaast kon hij de mensen die in zijn rechtsdistrict woonden ‘per klokslag’ oproepen voor diensten.
In de Friese graafschappen week de situatie af ten opzichte van de andere graafschappen als gevolg van de invloed van het Hollandse gravenhuis en het ontbreken van grote feodale en domaniale goederen.105 Toen het condominium in 1165 werd uitgevaardigd, is vastgelegd hoe de graaf van Holland en de bisschop samen de rechtspraak moesten organiseren in Oostergo en Westergo.106 Zij dienden een graaf aan te stellen die namens beide partijen aldaar rechtsprak. Beide heren mochten daarnaast ook een voogd instaleren die afgezet kon worden. In het condominium werd bepaald dat de graaf en bisschop gezamenlijk in de maand mei naar Friesland moesten afreizen waarna ze begonnen aan een acht-wekelijkse tournee. De Hollandse graaf sprak namens de bisschop recht, of bij geval van afwezigheid van de eerste deed de door de bisschop en graaf aangestelde vertegenwoordiger dat of één van hun afgezanten. Nadat de acht weken voorbij waren begon de bisschop met de kerkelijke rechtspraak en wikkelde de graaf lopende zaken af. De historica Maris vermoedt dat de hierboven besproken regeling alleen op papier bekend is maar nooit in de praktijk als zodanig is uitgevoerd.107 Er is één bisschoppelijke gerechtsreis naar de Friese graafschappen bekend. Dirk van Are (1197-1212) was volgens de anonieme schrijver van de Narracio
98 Van Rij 1989: 11. Het citaat is de vertaling van Van Rij van het Latijnse origineel.
99 Vergelijk Gosses 1941: 53; Maris 1954: 45.
100 Maris 1954: 104, 176. Maris gaat ervan uit dat deze schoutambten niet erfelijk waren in tegenstelling tot die van Coevorden en het Gorecht.
101 Maris 1954: 103.
102 Buitelaar 1993: 70-71, 374.
103 Van den Hoven van Genderen & Dekker 1997: 215-216.
104 Maris 1954: 120-123, 175.
105 Noomen 2009: 78.
106 Maris 1954: 41.
107 Maris 1954: 41.
Het territoriale machtslandschap
161