Page 159 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 159
We kunnen op basis van bovenstaande uiteenzetting concluderen dat de Utrechtse bisschop
tot het midden van de elfde eeuw geen doelbewuste politiek heeft gevoerd om territoriale
macht uit te bouwen. Weliswaar beschikte hij over grafelijke rechten en immuniteiten, maar
voor het beheer daarvan liet hij zich vertegenwoordigen door een voogd van edelvrije afkomst.
Deze waarnemingen sluiten grotendeels aan bij de bevindingen van Hoffmann: tot aan de
kroning van Hendrik IV lijkt geen sprake van een koninklijke politiek om de bisschoppen zelf als territoriaal machthebber te laten optreden. Dat de rol van de schenkingen van graafschappen
zou veranderen tijdens de Investituurstrijd, zoals Hoffmann beweert, lijkt voor Utrecht niet
volledig op te gaan. De schenking in 1064, die al vóór de Investituurstrijd plaats vond, leidde
na de veldtocht in 1070/1071 tot de tijdelijke verdrijving van de zittende gravendynastie in
het betreffende gebied. De veronderstelling van Hoffmann dat de bisschop zijn macht in de graafschappen heeft kunnen vestigen die na de Investituursstrijd zijn geschonken blijkt juist
hier niet te kloppen. Dat lijkt ook voor de situatie aan de zuidoostkant van het Sticht het
geval, zoals hieronder nader zal worden besproken. Ook daar verloor hij in recent verworven 3 graafschappen aanspraken, terwijl hij in de graafschappen die vóór koning Hendrik IV aan
hem waren gegeven veelal wel zijn claims heeft kunnen omzetten in territoriale macht. Hoe kunnen we dit verklaren?
De uitbouw van het prinsbisdom
Toen bisschop Koenraad in 1099 werd vermoord, verkreeg zijn opvolger, bisschop Burchard (1100-1112) de beschikking over immuniteiten, goederen en grafelijke rechten die verspreid lagen over een groot gebied. Het beschikken over grafelijke rechten betekende niet dat hij ook daadwerkelijk de zeggenschap had over de volledige jurisdictie en grond binnen deze rechtsdistricten. Er lagen namelijk ook immuniteiten en voogdijen in die toebehoorden aan andere heren.
De positie van de bisschop van Utrecht als territoriaal machthebber is sterk bepaald door het Concordaat van Worms (1122). De koning werd nu gedwongen de benoeming van abten en bisschoppen los te laten. De kanunniken van de Utrechtse kapittels kozen vanaf dat moment de bisschop van Utrecht. Dat maakte de positie van een pas verkozen bisschop een stuk zwakker, aangezien bisschopskandidaten vaak allerlei toezeggingen moesten doen aan stemgerechtigden en daarbij ook veel geld uitgaven.65 Vooraanstaande seculiere machthebbers in de omgeving beïnvloedden de bisschopsverkiezingen sterk, in het bijzonder de graven van Holland en Gelre. De verkiezingen verliepen meestal problematisch omdat veel kiesgerechtigden elk een andere kandidaat steunden.66 Andries van Cuijk (1128-1139) was de eerste kandidaat die volgens de regels van het Concordaat van Worms tot bisschop is verkozen.
Hoe liep het na de Investituurstrijd met de opbouw van de territoriale macht van de bisschop? We zagen reeds dat bisschop Willem de Utrechtse rechten en goederen in het Maas-Merwedegebied probeerde veilig te stellen en dat bisschop Koenraad het militaire apparaat ging reorganiseren. In of buiten de graafschappen die de bisschop verwierf stuitte hij verder op de tegenstand van de families die tot dan toe de grafelijke rechten in handen hadden gehad. Deze telgen van autonome seculiere graafschapsdynastieën hadden meestal verschillende graafschappen erfelijk in leen en bestuurden deze veelal op afstand. We zagen bijvoorbeeld al dat Hendrik de Vette als erfgenaam van de Brunonen grafelijke rechten in Friesland met geweld probeerde toe te eigenen ten koste van de bisschop. Daarnaast waren er ook nog kleinere edelvrijen die oude grond- en gerechtsheerlijkheden bezaten binnen andermans graafschappen, zoals de heer Van Diepenheim (zie hoofdstuk 5). Ook zij begonnen met de uitbouw van hun territoriale macht.
Zo is het opmerkelijke gat tussen het latere Nedersticht en het Oversticht ontstaan door het verlies van de Veluwe. Er is geen schenkingsoorkonde van de Veluwe bewaard gebleven, maar het graafschap is waarschijnlijk na de rebellie van Godfried met de Baard II door de koning aan de bisschop van Utrecht geschonken. Aan het einde van de twaalfde eeuw blijkt
65 Renaud et al. 12.
66 Post 1978: 161.
Het territoriale machtslandschap
157