Page 142 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 142
Hoofdstuk 2
patronaatsrecht had meerdere voordelen. Behalve het benoemen van de pastoor kon de patroon van een kerk soms ook beschikken over de kerktienden en in geval van nood kon hij zelfs de inkomsten uit de kerkgoederen benutten. De patroon had veelal een eigen kerkbank en het recht om vooraan in een processie te lopen.339 Aan het collatierecht waren dus zowel religieuze als economische privileges verbonden waarmee de kasteelheren hun machtpositie in de parochie konden uitdrukken.
Behalve kerken lagen op het Overstichtse platteland verschillende kloosters.340 Het oudste klooster is het benedictijnerklooster te Ruinen, dat vóór 1141 al bestond.341 De voogdij over het klooster was in handen van de ministerialenfamilie Van Ruinen, die ook de kerk te Ruinen in leen hield van de bisschop.342 De heer van Ruinen woonde op de Oldenhave.343 Het dubbelklooster Ruinen werd overigens in 1325 naar Dikninge verplaatst.344
In dezelfde periode werd nog een ander benedictijnerdubbelklooster gesticht onder het toeziend oog van de graaf van Goor, namelijk Weerselo.345 De abdij werd vanaf 1282 uitsluitend een benedictenessenklooster.346 In 1169 werd grond voor het te stichten benedictijnse dochterklooster Selwerd verkocht aan het moederklooster te Ruinen.347 Gedurende de dertiende eeuw vinden we direct ten zuiden van dit klooster het kasteel Selwerd, dat doet vermoeden dat de Van Selwerds mogelijk als voogden van dit klooster optraden.348 Rond 1233 stichtte bisschop Wilbrand van Oldenburg een benedictenessenklooster te Hasselt ter nagedachtenis van de gesneuvelde ridders bij Ane in 1227; een dochterstichting van dit klooster te Raalte mislukte.349
De orde van de cisterciënzers komen we vanaf de twaalfde eeuw ook in het Oversticht tegen. In 1215 werd het cisterciënzerinnenklooster Yesse/Essen ten zuiden van Groningen gesticht en in 1225 het vrouwenstift Ter Hunnepe, ook wel bekend onder de naam Mariënhorst, bij Deventer.350 In het Oversticht ligt slechts één cisterziënermannenklooster, namelijk het in 1405 gestichte klooster in Sibculo.351 Behalve deze twee kloosterorden vinden we het dubbelklooster Windesheim (1387), het vrouwenklooster in Diepenveen (1401) en het klooster in Albergen (rond 1406) waar het gedachtengoed van de Moderne Devotie werd aangehangen; dit gebeurde ook in Sibculo.352 Vanaf 1407 leefden de zusters van het Almelose begijnenhof volgens de regel van de derde orde van Franciscus in het Sint-Catherijneklooster te Almelo.353 Voor zover bekend zijn tussen deze kloosters en de kasteelheren geen duidelijke relaties bekend.
In het Oversticht waren ook twee commanderijen van de Duitse orde gevestigd, namelijk te Bunne en te Ootmarsum. Vanuit zo’n commanderij regelden de broeders het beheer van goederen van de Duitse orde.354 De stichter en stichtingsdatum van Bunne zijn niet met zekerheid vast te stellen, maar waarschijnlijk heeft Ludolf van Bunne deze na 1276 gesticht.355 Ootmarsum is vlak na 1262 opgetrokken, want in dit jaar schonken diverse edelen goederen aan het Duitse huis in Utrecht als economische basis voor de stichting.356 In 1273 is er voor
339 Kuys 2004: 50-51.
340 We nemen de stadskloosters niet meer, aangezien de steden als zichzelf als centrale plaats op de kaart zijn weergegeven.
341 Blok 1985: 162.
342 Blok 1985: 162-163.
343 Zie catalogus ‘Oldenhave’.
344 Bos et al.: 248.
345 Zie hoofdstuk 3.
346 Post 1970: 108-109.
347 Noomen 1990: 130.
348 Zie ‘Selwerd’ in de catalogus.
349 Post 1970: 109.
350 Post 1970: 109.
351 Post 1970: 110.
352 Post 1970: 112-113; Kuiper 1959: 33-34; Goudriaan 1998: 207.
353 Roelofs 1983: 6-11.
354 Bos et al. 1989: 456.
355 Koopstra 2001: 299-300 Zie hele artikel voor de kritische kanttekeningen bij het stichtingsverhaal, zoals dat in de balijekroniek staat vermeld.
356 OBO II nr. 275, zie aantekeningen aldaar.
140