Page 144 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 144
142
Hoofdstuk 2
bodemkundige kenmerken zes landschapstypen in het Oversticht te onderscheiden zijn, namelijk stuwwal- en smeltwaterlandschappen, keileem- en dekzandlandschappen, beekdal- en broeklandschappen, rivierenlandschappen, hoogveenlandschappen en getijdelandschappen. Tussen ongeveer 1000 en 1450 is het Oversticht sterk aan verandering onderhevig geweest. Kolonisten ontgonnen toen wildernissen waardoor de waterhuishouding en het landgebruik veranderden. In dit dynamische landschap zijn de kastelen tot stand gekomen.
Vervolgens hebben we de kenmerken en dateringen van de Overstichtse kastelen geanalyseerd. Daaruit blijkt dat de burchten veelal groter van omvang zijn dan dat tot nu toe door onderzoekers is verondersteld. Behalve de hoofdburcht kunnen Overstichtse kastelen ook één of meerdere voorburchten hebben. Deze hoofd- en voorburchten worden veelal omsloten door ingewikkelde stelsels van meervoudige wallen en grachten (circa 1150/1200-1410) en maken soms deel uit van een landweer (circa 1350-1450). Gedurende de middeleeuwen komen verschillende vormen van hoofdburchten voor, namelijk ringwalburchten (circa 1050 -circa 1190), mottes (circa 1140 circa 1240), ringmuren (circa 1200-1350), torens (circa 1050-1450) en vierkanten kastelen (circa 1350-1400). Voor de bouw van de hoofdburcht heeft men waarschijnlijk tot 1200/1225 tufsteen gebruikt. Daarna deed baksteen rond 1190 zijn intrede. Houtbouw komt daarnaast de gehele onderzoeksperiode voor. Zulke houten gebouwen zijn veelal gefundeerd op stiepen of op ingeheide palen, terwijl stenen gebouwen op ijzeroer, grondverbetering, puin- en keilagen of op spaarbogen op ingeheide palenrasters staan verankerd. De bouwheren van de Overstichtse kastelen waren overwegend ministerialen en de bisschop van Utrecht. Toch hebben ook andere groepen een gering aantal kastelen gebouwd, namelijk edelvrijen, de stad Deventer en partijen zoals de Drenten en Gelkingen.
Vervolgens hebben we de ligging van de Overstichtse burchten ten opzichte van het natuurlijke landschap bestudeerd. Daaruit blijkt dat de kastelen zijn gebouwd aan de randen van het oude cultuurland of in ontgonnen gebieden en niet binnen de oude domaniale kernen. De kastelenbouwers prefereerden vooral natte tot zeer natte omgevingen als bouwplaats. Langs de grotere rivieren als de Vecht vinden we veel kastelen terug, maar ook in de beekdalen van kleinere waterlopen. Op de uitvouwkaart van het Oversticht zijn enkele opvallend hoge concentraties kasteelterreinen waarneembaar bij waterlopen of laagtes, namelijk rondom de stad Groningen en de Kop van Drenthe, in Zuidwest-Drenthe, in Zuidwest-Twente, langs de rivieren de Regge en de Vecht en langs de IJssel tussen de steden Deventer en Zwolle.
We kunnen aan de hand van onze reconstructie van historische routes vaststellen dat de Overstichtse kastelen veelal in de buurt van doorgaande routes zijn aangelegd. Soms blijkt een direct verband met de ligging van een weg aantoonbaar, namelijk wanneer een kasteel deel uitmaakt van een landweer waarmee men in de middeleeuwen de weg afsloot. Betreffende de andere burchten is het echter de vraag in hoeverre de bouwheren hier strategische bedoelingen mee hadden. Niet alle kastelen liggen overigens in de nabijheid van wegen. De oudste burchten de Hunenborg en de Schulenborg zijn zelfs op plekken opgetrokken die in de middeleeuwen relatief afgelegen waren.
In het laatste paragraaf hebben we de locaties gereconstrueerd die een centrale rol in de economie, politiek, religie of rechtspraak vervulden in het Oversticht. Daaruit blijkt dat tussen sommige kastelen een duidelijk verband bestaat met het ontstaan van steden, klooster of parochiekerken. Een kasteel kon ook in de buurt van een bestaand agrarisch bedrijf zijn gebouwd. Veelal was een boerderij de economische basis van de burcht, maar werd de versterking zelf op de wat lagergelegen gronden aangelegd binnen het grondbezit van de bouwheer. De relatie tussen kasteel en vergaderplaats is echter minder duidelijk aantoonbaar.